Cobie Voorberg

'Vanaf 12 jaar mag hij toch zelf kiezen of hij bij zijn vader of moeder woont?' Als familierechtadvocaat kom ik dit misverstand vaak tegen. Ja, u leest het goed: dit is een misverstand.

'Vanaf 12 jaar mag hij toch zelf kiezen of hij bij zijn vader of moeder woont?'

Als familierechtadvocaat kom ik dit misverstand vaak tegen. Ja, u leest het goed: dit is een misverstand. Waarom? Kinderen zijn minderjarig tot ze 18 worden. Minderjarige kinderen beslissen niet zelf waar ze willen wonen. Als de ouders gescheiden zijn, is er in de meeste gevallen nog sprake van gezamenlijk ouderlijk gezag. De ouders beslissen dan samen waar een kind woont, ook wanneer het kind 12 jaar of ouder is.

Het misverstand is waarschijnlijk ontstaan doordat er wel iets verandert voor kinderen vanaf 12 jaar. Bij een echtscheiding mag een kind vanaf 12 jaar in een gesprek met de kinderrechter zijn of haar mening geven over de plannen die de ouders hebben voor het kind na de echtscheiding. De mening en de gevoelens van kinderen doen er immers toe. Daarom wordt dat ook meegewogen bij de beslissing van de rechter. Dat is iets anders dan dat kinderen zélf mogen kiezen of ze bij hun vader of moeder wonen.

Informele rechtsgang

Kinderen kunnen, of ze nu jonger of ouder dan 12 jaar zijn, ook zelfstandig een verzoek tot de kinderrechter richten. Dat wordt de ‘informele rechtsingang’ genoemd. Dat gebeurde onlangs bij de rechtbank Oost-Brabant. Een jongen, waarvan de leeftijd onbekend is, stuurt een brief naar de kinderrechter. Zijn ouders zijn gescheiden en hij is om het weekend bij zijn vader. De kinderrechter nodigt de jongen uit voor een gesprek. De jongen vertelt de kinderrechter dat hij het al lange tijd niet meer leuk vindt bij zijn vader: zijn vader schreeuwt tegen hem en kleineert hem. Hij noemt hem ‘dom kind’ en zegt dat er niets van zijn leven terecht zal komen. Ook vindt de jongen het moeilijk om met zijn vader over zijn gevoelens te praten, en ontstaat er vaak ruzie tussen zijn vader en hem omdat hij niet goed kan uitleggen hoe hij zich voelt. De jongen vraagt de rechter of de zorgregeling die nu geldt, kan worden gewijzigd. Hij zou graag willen dat hij niet of nog maar een paar keer per jaar naar zijn vader hoeft te gaan.

De kinderrechter gaat in gesprek met beide ouders en de Raad voor de Kinderbescherming. De rechter komt erachter dat de verhouding tussen beide ouders al lange tijd slecht is. Als de moeder haar zoon komt ophalen bij zijn vader, dan belt ze aan en gaat vervolgens in de auto wachten op haar zoon. De ouders begroeten elkaar niet en praten ook niet met elkaar. De jongen ziet daardoor nooit dat zijn ouders op een normale manier met elkaar omgaan. Dat is al lange tijd zo. Daarin heeft hulpverlening niets kunnen veranderen. De rechter geeft aan dat de moeizame relatie tussen de ouders, het ook voor de zoon moeilijk maakt om fijn contact met zijn vader te hebben. Ook de vader is daarover gefrustreerd, waardoor hij wellicht sneller boos wordt op zijn zoon.

Rechter vindt contact met beide ouders belangrijk

Dat de jongen zelf een oplossing voorstelt, is natuurlijk positief. De kinderrechter ziet het echter niet als een oplossing als de jongen zijn vader helemaal niet meer of minder vaak zou zien, en geeft aan: “Het is voor kinderen helemaal niet goed om het contact met één van hun ouders te verliezen, ook niet als het kind het bij één van beide ouders soms niet fijn vindt”. Als bij vader vervelende dingen gebeuren, moet dit worden uitgesproken. Dat kan bijvoorbeeld door begeleiding van de hulpverlener. De rechter geeft aan dat het verder van belang is dat de jongen voelt dat hij het van zijn moeder fijn mag hebben bij zijn vader. Daar hoort ook bij dat de moeder hem netjes bij de deur ophaalt en dat de ouders elkaar dan begroeten.

De rechter wijst het verzoek van de jongen af. Opvallende punten zijn dat de rechter oog heeft voor wat de minderjarige verzoeker vertelt en hoe hij zich voelt, maar niet meegaat in zijn verzoek. Uiteindelijk is het, ook wanneer dit niet altijd prettig voelt, voor een kind van groot belang om regelmatig contact te hebben met beide ouders. Daarbij geeft de rechter in deze zaak belangrijke aanwijzingen voor de ouders om het contact te verbeteren. De ouders moeten door hun gedrag aan hun kind laten zien dat zij het contact met de andere ouder goedkeuren en zo mogelijk ook aanmoedigen. Dat kunnen ze bijvoorbeeld laten zien door bij het halen en brengen mee te lopen naar de voordeur en elkaar te begroeten.

Dit soort kleine en eenvoudige aanpassingen kunnen voor een kind een groot verschil maken!

Kortom: vanaf 12 jaar zelf kiezen bij welke ouder je woont of welke zorgregeling er geldt, is niet aan de orde. Wél is duidelijk dat we de wensen en gevoelens van kinderen in alle situaties serieus moeten nemen. Dat geldt in de eerste plaats voor ouders, maar ook voor kinderrechters, advocaten, hulpverleners en andere betrokkenen.

Lees ook: 

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises