Harry Blok

Waarom wil je als ondernemer een AOV-verzekering hebben? Juist, om inkomensderving te kunnen opvangen bij uitval voor meer dan een paar dagen of weken. Niet alleen bij een ernstige ziekte, maar ook als het onverhoopt tot een burn-out komt. Waarom is het krijgen of behouden van dekking juist in dat geval vaak een nachtmerrie? Een analyse uit de praktijk van diverse AOV-zaken.

Een burn-out gaat toch altijd helemaal over?

De laatste jaren zijn de behandelmogelijkheden van een burn-out sterk verbeterd, met een grote variatie van aanbieders. In onze dossiers zien wij dat een multidisciplinaire aanpak het beste lijkt te werken. Daarbij worden intensieve (fysieke) conditie-opbouw en ontspanningsoefeningen gecombineerd met cognitieve of oplossingsgerichte therapie (CGT of OGT). Het is van groot belang dat de opstart van een dergelijke therapie zo snel mogelijk na het moment van uitval plaatsvindt. Hoe langer de uitval, hoe langer het herstel duurt.

Terzijde: burn-out is helaas ook een interessant verdienmodel geworden. Niet alle bureau’s die de verzekeraars inschakelen beschikken (steeds) over de vereiste deskundigheid en kwaliteit. Onze cliënten hebben sterk wisselende ervaring met bijvoorbeeld Condite, EMN, Mens & Werk, WorkFits e.d. Deze aanbieders (‘providers’) zijn door de (grote) arbeidsongeschiktheidsverzekeraars gecontracteerd om mensen met burn-outklachten te begeleiden.

De betrokken artsen, therapeuten en hulpverleners moeten diepgaande scholing hebben gehad op het gebied van burn-out en overspanningsklachten. De resultaten van een goede, deskundige multidisciplinaire aanpak zijn soms spectaculair. Veel patiënten worden er echt ‘beterder’ van. 

Het nadeel van deze succesvolle, multidisciplinaire aanpak is dat iedere betrokkene denkt dat het steeds maar beter zal gaan. Het idee dat sprake kan zijn van blijvende beperkingen raakt dan uit beeld. Waarom wordt niet iedereen helemáál beter?

Uit onderzoek van Bart Oosterholt van de Radboud Universiteit blijkt dat burn-out patiënten minder goed scoren op cognitieve functies als werkgeheugen en reactiesnelheid. Er zijn aanwijzingen dat een ernstige of chronische burn-out het brein beschadigt, ook al is nog verre van duidelijk waarom en hoe dat precies gebeurt. Waarom leiden dan juist die klachten tot geschillen?

De psychiater (van de verzekeraar) ziet het niet

De AOV-verzekeraar gaat ervan uit dat na de inzet van een multidisciplinair traject volledig herstel optreedt. Vaak is dat zo, maar soms is geen sprake van algeheel herstel.

In het laatste geval wordt door de verzekeraar een psychiater benoemd die een medisch-specialistische beoordeling moet uitvoeren. De verzekeraar heeft het recht die psychiater eenzijdig aan te wijzen. Vaak wordt door verzekeraars gebruik gemaakt van het instituut Psyon. Psyon zegt onafhankelijk te zijn, maar meerdere psychiaters rapporteren naar onze ervaring eenzijdig in het voordeel van de verzekeraar.

De eerste vraag aan de psychiater is de vraag of sprake is van een ‘stoornis’ in de zin van de polisvoorwaarden. Voor het benoemen van stoornissen maakt een psychiater gebruik van de DSM 5, een overzicht van alle psychiatrische aandoeningen. Daarbij doet zich het probleem voor dat de DSM-5 ‘burn-out’ niet als psychiatrische aandoening noemt en/of definieert. Daarom valt de psychiater daarbij vaak terug op de diagnose ‘aanpassingsstoornis’ of ‘depressie’. Die diagnoses leggen de oorzaak van de klachten in de persoonlijkheid van de verzekerde of ingrijpende gebeurtenissen (life-events). De (combinatie van) verschillende omstandigheden die tot het ontstaan of voortduren van de uitval hebben geleid worden dan niet nauwkeurig onderzocht en onderscheiden. Dat geldt dan speciaal voor de fysieke en vooral mentale belasting in het werk.

Er zijn in de afgelopen jaren testen ontwikkeld om daarover (wel) meer duidelijkheid te krijgen (de zg. SMBQ en GHQ). Omdat de psychiaters die expertise-onderzoeken doen niet zelden al meerdere jaren niet meer of zeer weinig praktiseren, kennen of gebruiken zij die testen vaak niet. Ook is het probleem dat van een andere test (WHODAS 2.0) niet onomstreden is vastgesteld of afwijkende resultaten ook ‘bewijzen’ dat het cognitief functioneren van de patiënt is aangetast.

Wij maken mee dat deze psychiaters het bestaan van een burn-out van de hand wijzen omdat er onvoldoende ‘klassieke’ psychiatrische symptomen zouden zijn, zoals verminderde eetlust, piekeren, neerslachtigheid e.d. De conclusie is dan dat de klachten onvoldoende specifiek zijn om te kunnen spreken van een burn-out. Terwijl aanhoudende ‘aspecifieke’ klachten vaak juist een belangrijk symptoom zijn van een burn-out. Ondernemers ervaren dat ze niet meer (als voorheen) hun taken en verantwoordelijkheden in het eigen bedrijf of beroep kunnen uitoefenen, ook al staat dat hun functioneren als echtgenoot, vader of vriend niet (steeds) meer in de weg.

Neuropsychologisch onderzoek: cognitieve uitval is moeilijk meetbaar

Sommige verzekeraars laten op het psychiatrisch onderzoek een neuropsychologisch onderzoek volgen. De neuropsycholoog is vanouds de deskundige die wordt gevraagd om te onderzoeken of het cognitief functioneren al dan niet is aangetast.

Een neuropsychologisch onderzoek bestaat uit een gesprek met een neuropsycholoog en het uitvoeren van een groot aantal testen. Testen vinden plaats in een prikkelarme omgeving die niet vergelijkbaar is met de dagelijkse hectiek van een vrije beroepsbeoefenaar of ondernemer. Met andere woorden: het hangt er maar net van af welk deel van het geheugen (al dan niet) is aangetast of de uitkomst van het neuropsychologisch iets zegt over de mate van uitval.

Daarbij komt dat de testresultaten worden afgezet tegen zgn. normaalwaarden. Juist bij ondernemers is dat heel ongunstig. Bepaalde unieke kwaliteiten hebben hen gemaakt tot wie zij zijn, namelijk de ondernemer met dat ene gepatenteerde product of die bepaalde bijzondere eigenschap e.d. Bij het beschrijven van hun arbeidsongeschiktheid worden zij dan toch weer beoordeeld volgens een gemiddelde groep vergelijkbare leeftijdsgenoten.V

Tenslotte moeten de uitkomsten van een neuropsychologisch onderzoek van maximaal 4-6 uur worden geëxtrapoleerd naar een verzekerde werkweek van tot soms 70 uur per week. Ook wie niet goed kan rekenen, begrijpt dat daarover per definitie (veel) verschil van mening kan bestaan.

Verzekeraars sturen op achterdocht. Klachten die niet zichtbaar of meetbaar zijn, worden door de medisch adviseurs met argwaan bekeken. Begrijpelijk, totdat het jezelf over komt. Tegen vooroordelen kun je je namelijk niet verweren. Met als gevolg dat alle twijfel over de omvang van de beperkingen en/of de mate van arbeidsongeschiktheid ten nadele van de verzekerde strekt totdat (zeer) overtuigend het tegendeel is gebleken.

Een oplossing

De ondernemer met een burn-out is kwetsbaar. Niet in het minst tegenover zijn AOV-verzekeraar. Deskundige medische en juridische bijstand is onmisbaar.

Samen met de ondernemers die wij bijstaan proberen wij samen met onze medisch adviseur in kaart te brengen wat het prestatie- en activiteitenniveau van de ondernemer was voordat hij uitviel of begon uit te vallen. De volledige medische documentatie wordt opgevraagd, zodat waar mogelijk wordt voorkomen dat de medisch adviseur van de verzekeraar conclusies trekt op grond van onvolledige stukken of op grond van een hem of haar welgevallige selectie daarvan.

Wij doen de verzekeraar voorstellen voor het vakgebied en de persoon van de te benoemen deskundigen en de hen voor te leggen vragen. Als een onderzoek ongunstig uitvalt, verlenen wij bijstand bij een herbeoordeling of een gerechtelijke procedure waarin deskundigen van andere vakgebieden of andere deskundigen kunnen worden benoemd. De ondernemer die ondanks goede behandeling (toch) blijvende beperkingen aan een burn-out overhoudt, moet zijn inkomensderving opvangen (en heeft niet voor niets soms vele jaren een forse premie betaald). Wij zien dat graag verzilverd voor onze cliënt.

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises