Harry Blok
Over letselschade bestaan veel misverstanden. Eén van de misverstanden is dat letselschade alleen over een (zo groot mogelijke) zak met geld gaat. Dat is niet juist.
Harry Blok
Over letselschade bestaan veel misverstanden. Eén van de misverstanden is dat letselschade alleen over een (zo groot mogelijke) zak met geld gaat. Dat is niet juist.
Over letselschade bestaan veel misverstanden. Eén van de misverstanden is dat letselschade alleen over een (zo groot mogelijke) zak met geld gaat. Dat is niet juist.
Wie door een ongeval recht heeft op schadevergoeding, heeft er allereerst recht op om zoveel mogelijk te worden teruggebracht naar de situatie zoals die voorafgaand aan het ongeval bestond. De kosten die daarvoor nodig zijn moeten door de verzekeraar van de veroorzaker worden vergoed. Dat kan in natura, meestal (ook) in geld.
Onze bijstand in de eerste periode na het ongeval bestaat vooral uit het in kaart brengen van de noodzakelijke behoefte aan extra zorg voor het slachtoffer, de gezinsleden, hulp in het huishouden en de aanschaf of huur van hulpmiddelen zoals een rolstoelen, scootmobiel of een prothese enz.
Daarbij hoeft het slachtoffer, anders dan bij de Wmo het geval is, zich niet te beperken tot de ‘goedkoopst adequate’ oplossing. Het recht op herstel betekent bijvoorbeeld dat de fervente racefietser of mountainbiker met beenletsel wordt geholpen bij de aanschaf van bijvoorbeeld een handbike. Dat kost wel meer dan een paar duizend euro. Ook aanpassingen aan de auto of de aanschaf van een nieuwe auto met bijvoorbeeld een toegangslift kunnen aardig in de papieren lopen.
Aanpassingen in een woning zijn een volgende categorie. Denk daarbij aan het plaatsen van een traplift, maar soms zelfs een woonhuislift en een aangepaste keuken en douche om een woning rolstoeldoorgankelijk te maken. Dat gaat vaak om bedragen boven € 100.000.
Pas echt duur wordt het wanneer de eigen woning niet adequaat kan worden aangepast. In twee recente zaken van ons kantoor heeft de rechtbank bepaald wat het recht op herstel in zo’n situatie inhoudt. Het betekent dat de eigenaar van een (mooie, maar niet al te grote) twee-onder-een-kapwoning niet hoeft te verhuizen naar een appartement. De nieuwe woning moet qua eigenschappen gelijk zijn aan de oude woning, ook al moet die vanwege de handicap een veel grote omvang hebben en is deze in aanschafwaarde dus veel duurder dan de verkoopwaarde van de oude woning.
Nadat de herstelmaatregelen zijn afgerond (en de verzekeraar de daaraan verbonden kosten heeft vergoed), moet ‘wat niet kan worden hersteld, worden vergoed’. Daarbij gaat het om bijvoorbeeld de gemiste inkomsten (het verlies verdienvermogen genoemd). Na een verhuizing naar een aangepaste woning gaat dat ook om de kosten van (extra) huishoudelijke hulp, de kosten van een tuinman en een glazenwasser enz.
Als zuinige Hollanders zou je denken van wel. Maar het is ook een ‘calvinistisch’ principe dat wie een ander letsel toebrengt, de schade daarvan moet vergoeden. Vrijwel altijd is die verplichting ‘ondergebracht’ bij een verzekeraar. Daarvoor wordt maandelijks een (soms forse) premie betaald. De beschikkingen van de rechtbank laten zien dat de verzekeraar zich daar niet met een jantje-van-leiden vanaf mag maken.