Harry Blok

Een ongeval heeft soms vergaande gevolgen. een recente uitspraak van de Rechtbank-Midden-Nederland, waarbij ik als advocaat van het slachtoffer betrokken was, trok terecht de aandacht van AMweb.

Onze cliënt sloeg als fietser over de kop toen een kind onverwacht overstak en liep knieletsel op. Er ontwikkelde zich een posttraumatische dystrofie (CRPS), zodanig dat de cliënt aangewezen bleek op een rolstoeltoegankelijke en –doorgankelijke woning. Hoewel vast stond dat de eigen woning van de cliënt niet aanpasbaar was, blokkeerde de verzekeraar de aankoop van en/of verhuizing naar een wel passende woning. Daar was de rechter het niet mee eens. Wat was het probleem?

De verzekeraar, Univé, vond dat de cliënt zou moeten verhuizen naar een appartement. Dat zou de goedkoopste oplossing zijn. De Rechtbank oordeelt dat de cliënt vanwege het beginsel van volledige schadevergoeding recht heeft een gelijkwaardige woonsituatie, in zijn geval (opnieuw) een woning met tuin. Het slachtoffer hoeft geen genoegen te nemen met wat de verzekeraar de goedkoopste of beste oplossing vindt.

WMO versus letselschade

Uit deze uitspraak blijkt dat in letselschadezaken een ander regime geldt dan op grond van de Wmo. Daar is bepalend wat de goedkoopst adequate oplossing is, vrijwel altijd een appartement. In letselschadezaken is sprake van een (veel) ruimere vergoeding. Toch worden slachtoffers – al dan niet met een beroep op de zogenaamde schadebeperkingsplicht – in de praktijk toch vaak gedwongen om genoegen te nemen met wat de gemeente wil doen op grond van de Wmo.

De Rechtbank definieert ook hoe de woonsituatie er precies uit moet zijn. De nieuwe woning moet voldoen aan het programma van eisen dat is opgesteld door de ergotherapeut van het adviesbureau Trivium (zie www.triviumadvies.nl ). Het verweer van Univé dat sommige onderdelen van het programma van eisen, namelijk een bijkeuken, een (grote) garage en hobbyruimte ‘wensen’ van het slachtoffer zouden zijn waarop geen ‘harde’ aanspraak zou kunnen worden gemaakt, wordt (ook) afgewezen.

Een aangepaste woning is eigenlijk altijd groter en dus duurder dan een normale woning. Duurder in aanschaf; in verbouwingskosten en in gebruik. Veel slachtoffers kunnen de stap naar een dergelijke woning niet zelf maken. Het ongeval heeft immers vaak tot gevolg dat zij al op hun financiele reserves zijn ingeteerd. Of erger: ze moeten alles doen om het hoofd ook financieel boven water te houden.

Voordeelstoerekening

De Rechtbank bepaalt dat Univé niet alleen de hogere woonlasten (hogere hypotheek, hogere WOZ-belasting enz.) moet vergoeden. Univé moet ook de middelen beschikbaar stellen om een verhuizing daadwerkelijk mogelijk te maken. Daartegen kan zij niet het – veel gebruikte – verweer voeren dat het slachtoffer dan zou worden verrijkt. Dit verweer heet juridisch ‘een beroep op voordeelstoerekening’. De Rechtbank oordeelt dat het verkrijgen van een duurder, groter huis tot een vermogenstoename kan leiden. Maar of dat daadwerkelijk zo is, staat nog niet vast en kan het slachtoffer daarom niet worden tegengeworpen.

Tenslotte oordeelt de Rechtbank dat Univé niet alleen de aankoop van de woning mogelijk moet maken. Zij moet ook de kosten van inrichting van de woning en de tuin en de verhuiskosten vergoeden. Met andere woorden: echt volledige schadevergoeding.

Deze uitspraak laat zien dat het recht op volledige schadevergoeding daadwerkelijk ook een ‘recht op herstel’ inhoudt. Verzekeraars spreken al jaren over ‘herstelgerichte dienstverlening’. Maar dat geldt dus niet alleen als dat de verzekeraar voordeel oplevert, ook als hem dat veel kost.

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises