André Bussink

Recent heeft de rechtbank Limburg geoordeeld dat supermarkt Jan Linders onterecht een werknemer heeft ontslagen na een dienstverband van 39 jaar. Niet de werknemer, maar de werkgever heeft ernstig verwijtbaar gehandeld. Dat komt de werkgever uiteindelijk duur te staan.

Recent heeft de rechtbank Limburg geoordeeld dat supermarkt Jan Linders onterecht een werknemer heeft ontslagen na een dienstverband van 39 jaar. Niet de werknemer, maar de werkgever heeft ernstig verwijtbaar gehandeld. Dat komt de werkgever uiteindelijk duur te staan.

Wat was er aan de hand?

De werknemer was werkzaam binnen het disitributiecentrum van Jan Linders en verantwoordelijk voor het toezicht op de afdeling Reverse & Returns. Bij Jan Linders kunnen klanten ook emballage inleveren van dranken die niet door Jan Linders worden verkocht. Deze emballage hoopte zich op in het distributiecentrum omdat de leveranciers van Jan Linders deze niet innemen. Omdat er geen beleid was voor deze emballage, koos werknemer ervoor om de emballage door twee medewerkers in Duitsland te laten afvoeren met een door Jan Linders gehuurde bus. Na aftrek van de kosten voor het huren van de bus werd de opbrengst van de emballage afgedragen aan de afdeling Finance.

Deze twee medewerkers veranderden op enig moment van functie waarna niemand anders bereid was de emballage af te voeren. Uiteindelijk bleek een medewerker bereid om in eigen tijd en op eigen kosten de emballage af te voeren. De opbrengst mocht hij houden. Op een gegeven moment is de zoon van de ontslagen werknemer onder dezelfde voorwaarden de emballage gaan afvoeren. Jan Linders kreeg daar lucht van en greep in.

Ontslag op staande voet

Nadat de werknemer door Jan Linders met de feiten werd geconfronteerd, werd hij geschorst. Vervolgens werd de handelswijze van de werknemer bevestigd door verschillende verklaringen van collega’s. Werknemer is nog wel in de gelegenheid gesteld om te reageren op die verklaringen, maar desondanks volgde een ontslag op staande voet. Volgens de werkgever had de werknemer geen toestemming voor de gevolgde werkwijze waarbij de opbrengst van weggebrachte emballage niet ten goede kwam van Jan Linders. Jan Linders kwalificeert de handelswijze van werknemer als het wegnemen van bedrijfseigendommen en daarmee diefstal of verduistering.

Standpunt werknemer

Werknemer start een procedure en vordert onder meer schadevergoeding, een billijke vergoeding en de transitievergoeding.

De werknemer stelt zich op het standpunt dat de buitenlandse emballage voor Jan Linders een probleem vormde. Deze kon nergens worden ingeleverd, maar nam wel ruimte in het magazijn in. In het verleden werd deze emballage vernietigd waarmee hoge kosten gemoeid waren. Het was de taak van werknemer om emballage af te voeren om plek in het magazijn te creëren en dat moest zo kostenefficiënt mogelijk gebeuren. Werknemer kwam tot de conclusie dat de door hem bedachte handelswijze de goedkoopste oplossing was. Volgens werknemer vond de afvoer van emballage in alle openheid plaats, daar was niets heimelijks aan. Hij vindt dan ook dat hij ten onrechte ontslagen is.

Oordeel kantonrechter

De kantonrechter overweegt allereerst dat wanneer sprake is van het moedwillig ontvreemden van eigendommen van Jan Linders, sprake is van een volstrekt onacceptabele situatie die ontslag op staande voet zou rechtvaardigen. Als echter van een moedwillig vervreemden ten nadele van Jan Linders geen sprake is, maar van een managersbeslissing die met de beste voornemens is genomen, dan ligt het volgens de kantonrechter anders. Dat de managersbeslissing niet met hogerhand zou zijn gedeeld of achteraf niet de meest optimale beslissing zou blijken, maakt dat niet anders. Dan is er volgens de kantonrechter hooguit sprake van een fout en daar past geen ontslag op staande voet bij.

Vervolgens stelt de kantonrechter vast dat de werknemer volstrekt open te werk is gegaan. Die handelswijze past niet bij een persoon die willens en wetens zijn werkgever benadeelt. Verder blijkt uit niets dat de werknemer ooit in het verleden is betrapt op niet correct gedrag. Relevant is dat de netto opbrengst van de emballage door beide partijen laag wordt ingeschat. Tegen deze achtergrond stelt de kantonrechter dat hij niet de overtuiging heeft dat de werknemer voornemens was zichzelf of anderen te bevoordelen ten kosten van Jan Linders. Het ontslag op staande voet is daarmee ten onrechte gegeven.

Vergoedingen

Aangezien de arbeidsovereenkomst niet op rechtsgeldige wijze is beëindigt, kent de kantonrechter de werknemer de gevorderde schadevergoeding toe van € 20.313,83. Vervolgens wordt ook de verzochte transitievergoeding van € 58.641,10 toegewezen. Omdat Jan Linders op de eindafrekening ten onrechte een bedrag van € 11.607,93 heeft ingehouden als gefixeerde schadevergoeding evenals een bedrag van € 2.500,= aan niet onderbouwde schade, moet Jan Linders ook deze bedragen aan werknemer voldoen.

De werknemer vorderde tevens een billijke vergoeding van € 381.748,74 bruto vanwege loonderving en een bedrag van € 117.748 netto vanwege pensioenverlies. In de beoordeling stelt de kantonrechter vast dat de werknemer 60 jaar is en al 39 jaar in dienst bij Jan Linders. De rechter acht het aannemelijk dat het dienstverband onder het ontslag zou hebben voortgeduurd tot de pensioengerechtigde leeftijd van werknemer. De rechter wijst daarom het bedrag van € 117.748 als pensioenverlies toe (dit bedrag is onvoldoende betwist door Jan Linders). Volgens de kantonrechter bestaat er ook aanspraak op een vergoeding vanwege loonderving. Omdat de transitievergoeding en de schadevergoeding vanwege onregelmatige opzegging ook bedoeld zijn om de gevolgen van een ontslag op te vangen, brengt de kantonrechter € 50.000 in mindering op het gevorderde bedrag van € 381.748,74. De billijke vergoeding wordt daarmee – naast het bedrag van € 117.748 netto – vastgesteld op € 331.748,74.

Los van de toegekende billijke vergoeding overweegt de kantonrechter nog dat de menselijke maat bij Jan Linders ver te zoeken is. Hij overweegt daarover als volgt:

"[verzoeker] was een leidinggevende van wie zelfstandige beslissingen werden verwacht. Die heeft hij dan ook genomen. Het financiële belang dat bij de beslissing die in deze zaak ter discussie staat is betrokken, is gering. Tegen de achtergrond van het langdurige en onberispelijke dienstverband van [verzoeker] moet het voor hem onbegrijpelijk – en onverteerbaar – zijn dat achteraf zijn beslissing niet alleen in twijfel wordt getrokken maar hij, ondanks een zeer plausibele verklaring daarvoor, wordt weggezet als dief en op staande voet wordt ontslagen. Er wordt hem geen enkele kans meer gegund. Daarmee is hem ongetwijfeld veel leed berokkend. De kantonrechter is van oordeel dat de in deze tijd zoveel besproken “menselijke maat” hier ver te zoeken is.

Op zich is dit een element dat een aparte rol kan spelen bij het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding. Mede gelet op de hoogte van de vergoeding die wordt toegekend zal de kantonrechter met dit element bij het vaststellen van de billijke vergoeding echter niet ook nog apart rekening houden."

Slotsom en conclusie

In totaliteit wordt aan de werknemer een bedrag van € 424.811,60 bruto toegekend en nog eens een bedrag van € 117.748,= netto.

Deze uitspraak toont aan dat een werkgever in voor hem onwelgevallige situaties aan tunnelvisie kan leiden. De werkgever in deze zaak werd door de kantonrechter ook expliciet tunnelvisie verweten. Werkgevers doen er dan ook verstandig aan om tijdig juridisch advies in te winnen over het beste antwoord op ongewenst handelen van een werknemer. Blind staren op een ontslag als enige remedie kan een werkgever immers duur komen te staan.

De volledige uitspraak is hier te lezen.

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises