Jan Willem van Dommelen
Sanne (17 jaar oud) fietst in de regen naar huis. Ze rijdt – met een behoorlijke snelheid – een fiets- en voetgangersbrug op. Het wegdek van die brug blijkt spekglad te zijn, waardoor Sanne hard ten val komt. De gevolgen zijn ernstig: Sanne loopt onder meer een gebroken heup en een zware hersenschudding op.
De brug bestaat uit een houten onderlaag. Omdat houten planken bij regen (te) glad worden, is deze onderlaag bedekt met een ‘anti-slip’ toplaag. Op het moment dat Sanne over de brug fietst, blijkt deze toplaag echter voor een belangrijk deel weggesleten te zijn. Op die plaatsen bestaat het wegdek dus uitsluitend uit houten planken.
Sanne stelt de gemeente aansprakelijk voor de schade die zij lijdt.
Causaal verband bij wegbeheerdersaansprakelijkheid
De vorige keer schreef ik over de vraag wanneer de gemeente als wegbeheerder aansprakelijk is voor ongevallen. Kort gezegd is dat het geval als de weg een ‘gebrek’ vertoont en (dus) niet voldoet aan de eisen die in redelijkheid aan de weg mogen worden gesteld. Ik heb de vorige keer beschreven hoe dat moet worden beoordeeld en hoe wij zo’n beoordeling aanpakken.
Laten we aannemen dat Sanne – bijvoorbeeld na het inschakelen van een verkeersongevallenanalyst (VOA) – kan aantonen dat de brug te glad was en dus een gebrek vertoonde. Daarmee is zij er nog niet. In de tweede plaats moet namelijk ook het ‘causaal verband’ tussen het gebrek van de brug en de schade van Sanne vast komen te staan. Met andere woorden: Sanne moet aannemelijk maken dat zij is gevallen als gevolg van het feit dat de brug glad was.
Die bewijslast is vaak lastig, omdat er bij dit soort ongevallen regelmatig geen getuigen zijn. Als er wel getuigen zijn, is bovendien vaak de vraag of zij precies hebben gezien wat er gebeurde. In het geval van Sanne zijn er geen getuigen.
Gelukkig komt de rechtspraak van de Hoge Raad Sanne hier te hulp. De Hoge Raad heeft in een groot aantal uitspraken de zogenoemde ‘omkeringsregel’ in het leven geroepen. Toegespitst op het geval van Sanne houdt deze het volgende in:
Als het wegdek van een brug te glad is, bestaat het gevaar dat voetgangers of fietsers ten val komen. Om dat specifieke gevaar te voorkomen bestaat er een ‘veiligheidsnorm’: de gemeente moet ervoor zorgen dat het wegdek van de brug niet te glad is, bijvoorbeeld door een antislip-toplaag aan te brengen en ervoor te zorgen dat die steeds op tijd wordt vervangen.
De gemeente heeft deze veiligheidsnorm geschonden: doordat de toplaag niet op tijd is vervangen, was het wegdek van de brug te glad. Door die schending van de veiligheidsnorm bestaat op deze brug dus een verhoogd valgevaar voor voetgangers en fietsers.
Dit specifieke gevaar heeft zich in het geval van Sanne ook verwezenlijkt. Er zijn weliswaar geen getuigen die kunnen verklaren hoe het ongeval zich precies heeft voorgedaan, maar duidelijk is wel dat Sanne op de brug ten val is gekomen.
In die omstandigheden hoeft Sanne niet aan te tonen hoe zij precies ten val is gekomen. De rechter kan de omkeringsregel toepassen en ervan uitgaan dat die val het gevolg is van de schending van de veiligheidsnorm. Het is dan aan de gemeente om aannemelijk te maken dat de val een andere oorzaak heeft.
Het causaal verband blijft een lastig thema. Het is belangrijk om over de toedracht van het ongeval zoveel mogelijk bewijs te verzamelen. Voor zover het niet lukt om precieze duidelijkheid te krijgen, kunnen instrumenten als de omkeringsregel een oplossing bieden.