Cobie Voorberg

Een vierde en laatste blog in mijn blogserie geïnspireerd op de Netflixserie ‘Bonusfamiljen’: over samengestelde gezinnen en de uitdagingen die dit met zich meebrengt.

Een vierde en laatste blog in mijn blogserie geïnspireerd op de Netflixserie ‘Bonusfamiljen’: over samengestelde gezinnen en de uitdagingen die dit met zich meebrengt. Deze keer bespreek ik een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 28 september 2022 over dit onderwerp.

Toestemming bij gezamenlijk gezag

Verhuizen met kinderen is een lastig onderwerp voor veel gescheiden ouders. Het leidt geregeld tot discussie en juridische procedures. Als er gezamenlijk gezag is, moet de ouder die met de kinderen wil verhuizen toestemming van de andere ouder hebben. De meeste ouders hebben ook na een scheiding gezamenlijk gezag. Als zij het hierover niet eens kunnen worden, kan de ouder die wil verhuizen vervangende toestemming aan de rechtbank vragen. De rechtbank Noord-Holland heeft op 28 september 2022 uitspraak gedaan in een zaak waarbij sprake was van verhuizing met kinderen, maar niet van gezamenlijk gezag.

Toestemming bij eenhoofdig gezag

Over de vraag of bij eenhoofdig ouderlijk gezag ook (een vorm van) toestemming voor verhuizing nodig is, bestaat wat onduidelijkheid. In 2021 overwoog de Hoge Raad dat de mogelijkheid bestaat om ‘de keuzevrijheid van de met het gezag belaste ouder ten aanzien van de woonplaats van het kind te beperken indien deze ouder niet voldoet aan de verplichting omgang tussen het kind en de andere ouder te bevorderen' en  verwijst daarbij naar  artikel 1:247 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek.

In dat artikel is de verplichting neergelegd om de banden van het kind met de andere ouder te bevorderen. Dit geldt ook wanneer er geen sprake is van gezamenlijk gezag. De rechter kan dus maatregelen opleggen aan de ouder die verhuist, als door de verhuizing de omgang met de andere ouder wordt bemoeilijkt. Een bevel tot terugverhuizing is hierbij niet uitgesloten.

Uitspraak Rechtbank Noord-Holland

In de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland geeft deze rechtbank een in het oog springende interpretatie aan de uitspraak van de Hoge Raad van 15 oktober 2021. De rechtbank stelt, dat het arrest van de Hoge Raad niet meebrengt dat een ouder met eenhoofdig gezag toestemming van de andere ouder nodig heeft om met het kind te mogen verhuizen.

De reden hiervoor zet de rechtbank op een logische manier uiteen. Verhuizen is een gezagsbeslissing. In beginsel kan de ouder met eenhoofdig gezag een gezagsbeslissing alleen nemen, zonder toestemming van de andere ouder of vervangende toestemming van de rechtbank. De rechtbank leest de uitspraak van de Hoge Raad niet zo, dat de ouder met eenhoofdig gezag toch vervangende toestemming zou moeten vragen.

Wel biedt de uitspraak van de Hoge Raad de mogelijkheid om het verbod tot verhuizing of bevel tot terugverhuizing in te zetten als een extra instrument om te bewerkstelligen dat er omgang plaatsvindt tussen het kind en de ouders. Er is dus geen actieve verplichting om vervangende toestemming te vragen, wel kan er bij verhuizing een toets worden gevraagd aan artikel 1:247 BW. Dan toetst de rechtbank of de verhuizende ouder met eenhoofdig gezag, voldoet aan de verplichting om omgang tussen minderjarige en de andere ouder te bevorderen. In deze casus komt de rechtbank tot de conclusie dat de moeder in deze casus, die met het kind naar Portugal was verhuisd, gezien alle omstandigheden toch aan haar verplichtingen voldoet.

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises