Jaco van den Brink

Recent verscheen weer een uitspraak over een bestemmingsplan dat voorzag in een nieuwe supermarkt. De bedoeling was dat de Vomar zou verhuizen naar een nieuwe, grotere locatie (een complex met tevens andere winkelruimte en appartementen). De uitspraak laat opnieuw zien dat de onderbouwing met distributie-planologische onderzoeken in dergelijke procedures cruciaal is.

Ladder duurzame verstedelijking

De gemeenteraad moet namelijk bij een dergelijk plan onderbouwen dat de ‘ontwikkeling voorziet in een behoefte’. Dit op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dat met name tot bedoeling heeft om te voorkomen dat nieuwe bouwprojecten leiden tot leegstand van bestaande panden (ook wel genoemd de toets aan de ‘ladder voor duurzame verstedelijking’).

Zo ook hier. Dekra Supermarkten (met een vestiging in Heemstede) kwam tegen het bestemmingsplan in beroep met als motivering dat het plan wel dreigde te leiden tot leegstand. Zij beriep zich daarbij op een distributieplanologisch onderzoek van Kardol. De gemeenteraad en ontwikkelaar beriepen zich echter op andere analyses van Droogh Trommelen en Partners (DTNP). De analyses verschilden nogal wat betreft het inschatten van de koopkrachttoevloeiing. De gemeenteraad beargumenteerde dat de door haar gebruikte cijfers betrouwbaar waren, en deed dit op een wijze die voor de Raad van State niet ongeloofwaardig overkwam.

Onaanvaardbare leegstand

Van belang is namelijk dat een bestemmingsplan op deze grond pas vernietigd wordt, als een reëel gevaar op onaanvaardbare leegstand aannemelijk is. Zodra de gemeente aannemelijk maakt dat die onaanvaardbare leegstand niet verwacht behoeft te worden, is aan de genoemde laddertoets uit het Bro voldaan.

Verder wordt er namens omwonenden een uitgebreid onderbouwd beroep gedaan op te verwachten geluidshinder. De Raad van State liet het akoestisch onderzoek van de gemeente toetsen door de StAB (de ‘onderzoeksstichting’ van de Raad van State) en komt ook hier tot de conclusie dat voldoende is onderbouwd dat de geluidsproductie binnen de normen en dus aanvaardbaar blijft. Daarbij is van belang dat de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit ‘harde eisen’ zijn, maar daarvan geldt ook dat de gemeente naderhand (als inderdaad van overschrijdingen blijkt) aanvullende voorschriften kan stellen (bijvoorbeeld geluidsschermen).

Kortom: bij het procederen tegen een bestemmingsplan is niet alleen nodig om te beschikken over deskundigenonderzoeken, maar ook moet blijken dat de gegevens waarop de gemeenteraad zich beroept daadwerkelijk onjuist zijn. Die onjuistheid moet daarnaast ook inhoudelijk doorslaggevend zijn, in het licht van de normen.

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises