Cobie Voorberg
Wat als een kind weerstand voelt tegen één van beide ouders en geen omgang wil?
"Ik wil papa (of mama) nooit meer zien". Deze zin, of in andere bewoordingen maar met dezelfde betekenis, wordt vaker uitgesproken door kinderen dan ons lief is. En elke keer is één keer te vaak. Wat als een kind weerstand voelt tegen één van beide ouders en geen omgang wil?
Als advocaat familierecht kom ik met enige regelmaat moeilijke situaties tegen waarin kinderen na de echtscheiding van hun ouders in een loyaliteitsconflict belanden. Ouders voeren soms al jarenlang een strijd met elkaar. De kinderen zitten klem. Vaak hebben kinderen het gevoel een kant te moeten kiezen. De gevolgen van een loyaliteitsconflict: schade voor de ontwikkeling van het kind.
In een zaak die recent bij het Hof Arnhem-Leeuwarden speelde, was sprake van een vechtscheiding. De kinderen hadden te maken met een loyaliteitsconflict. In de uitspraak wordt benoemd dat de kinderen een enorme weerstand hebben ontwikkeld tegen hun vader. Vanwege de voortdurende strijd tussen de ouders is al twee jaar sprake van een ondertoezichtstelling. De vraag die bij de rechtbank voorlag was: moet de ondertoezichtstelling van de kinderen opnieuw verlengd worden? Het Hof komt – ondanks het feit dat er geen contact is tussen vader en kinderen – tot de conclusie dat het verlengen van de OTS niet in het belang van de kinderen is. Hoe komt het Hof tot deze conclusie?
Situatie
Uit de uitspraak blijkt dat er sprake is van een jarenlange strijd tussen de ouders. Al sinds de scheiding is er geen omgang tussen vader en kinderen. De kinderen zitten klem tussen de ouders en hebben een afwijzende houding tegenover vader. De ouders hebben een traject ouderschap na scheiding doorlopen, dat helaas is beëindigd zonder positief resultaat. In 2021 zijn de kinderen onder toezicht gesteld omdat hun ontwikkeling ernstig werd bedreigd als gevolg van de scheiding. Het doel was onder meer ‘onbelast contact met beide ouders’. Het is de gecertificeerde instelling niet gelukt om hiervoor hulpverlening in te zetten. Tussen de gezinsvoogd en de moeder was sprake van een vertrouwensbreuk, en omdat er geen opvolger beschikbaar was, is al sinds februari 2022 in het geheel geen uitvoering meer gegeven aan de ondertoezichtstelling. Er is nog steeds geen zicht op hulp vanuit de ondertoezichtstelling. De kinderen zijn stellig in hun standpunt: ze willen geen contact meer met vader. Alle drie de kinderen hebben dit richting de bijzonder curator aangegeven.
Dilemma
Het Hof staat voor een moeilijk dilemma. Het is duidelijk dat er al heel veel pogingen zijn gedaan om het contact tussen vader en kinderen te herstellen. Maar deze pogingen hebben tot nu toe geen effect gehad. Wat is dan een wijze beslissing? De ondertoezichtstelling verlengen, terwijl er geen zicht is op een nieuwe gezinsvoogd of hulpverlening vanuit de OTS? De ondertoezichtstelling niet verlengen, terwijl er geen contact is tussen vader en kinderen? Een keuze uit twee kwaden.
Oordeel van het Hof
In de uitspraak beschrijft het Hof hoe belangrijk het voor een kind is om omgang met beide ouders te hebben. Een fundamenteel recht. Als één ouder buiten spel wordt gezet, is de kans groot dat bij kinderen op latere leeftijd problemen ontstaan met het zelfbeeld en het aangaan van relaties. Ook kunnen kinderen moeite hebben met vertrouwen en (gezond) loskomen van de verzorgende ouder, of zich daar juist tegen keren of afzetten.
De afwijzende houding van de kinderen richting hun vader lijkt gebaseerd op de band met hun moeder van wie ze afhankelijk zijn. Duidelijk is dat de kinderen zich in een fors loyaliteitsconflict bevinden.
Het hof vindt het zorgelijk dat de moeder ondanks alle adviezen, inspanningen en geboden hulpverlening niet in staat is om hem een rol te geven in het leven van de kinderen. De vader krijgt geen kans om het beeld dat de moeder en de kinderen hebben bij te stellen, waardoor de kinderen opgroeien met een (door de moeder) ingekleurd beeld van de vader en geen mogelijkheid hebben om - door middel van omgang - een eigen beeld, laat staan een positief beeld, van hem te vormen.
Ondanks deze ernstige gevolgen en de forse kritiek op de houding van de moeder, stelt het Hof dat het afdwingen van omgang met vader een te grote belasting voor de kinderen is:
Gelet echter op de voortdurende heftige strijd tussen de ouders, waarbij iedere poging gericht op contactherstel met de vader veel spanning en stress bij zowel de moeder als de kinderen veroorzaakt, zal het afdwingen van omgang met de vader (in het kader van de ondertoezichtstelling) op dit moment een té grote belasting voor de kinderen opleveren (ro. 2.9).
Het Hof stelt dat het de vraag is of de weerstand van de kinderen met de juiste hulpverlening, doorbroken kan worden. Daarbij wijt het Hof nog een kritische noot aan de ‘passieve houding van de GI’ die ook niet echt heeft meegeholpen.
De uiteindelijke beslissing van het Hof staat in rechtsoverweging 2.10 en is als volgt: Het hof is van oordeel dat het laten voortduren van de ondertoezichtstelling, waarin het herstel van contact met de vader een belangrijke rol speelt, in dit geval nóg schadelijker voor de kinderen is dan de huidige - eveneens schadelijke - situatie waarin ze geen contact met de vader hebben.
Conclusie
Het Hof concludeert dat voortzetting van de ondertoezichtstelling niet in het belang van de kinderen is. Voor de vader is dit een bijzonder zwaar oordeel. De kans is hiermee klein dat hij in de nabije toekomst omgang met zijn kinderen kan hebben. Het Hof heeft hiermee wel duidelijk gemaakt dat het herstellen van het contact tussen één ouder en de kinderen niet koste wat het kost moet worden afgedwongen. Deze uitspraak toont aan dat er zijn situaties waarin – uiteraard in het belang van de kinderen – een grens wordt gesteld.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 23-03-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:2582