Jan Dirk van Vlastuin

Stel, u heeft een vordering op een schuldenaar die niet in loondienst werkt maar die vennoot is van een vennootschap onder firma (VOF). Kan in dat geval met succes loonbeslag worden gelegd onder die VOF?

Door Jan Dirk van Vlastuin en Erhard Koekoek, beslagspecialisten bij BVD advocaten

Derdenbeslag

De wet kent niet het begrip loonbeslag maar spreekt over een beslag op vorderingen die de schuldenaar op anderen (derden) heeft of (uit een bestaande rechtsverhouding) rechtstreeks zal verkrijgen. Een loonbeslag valt dus onder het begrip derdenbeslag. Net als het beslag op een bankrekening.

De vennoten van een VOF zijn niet in loondienst van die VOF. Er kan dus geen beslag op hun salaris worden gelegd. In de praktijk ontvangen vennoten in een VOF iedere maand wel een (vast) bedrag voor betaling van hun vaste lasten en voor de kosten van levensonderhoud. Dat is geen salaris maar wordt meestal aangeduid als privé-opname of als voorschot op de winst.

De vraag is of dat maandelijks door de VOF aan de schuldenaar te betalen bedrag via een derdenbeslag onder de VOF in beslag kan worden genomen.

Wat is een vennootschap onder firma

Een VOF is geen rechtspersoon maar een contractuele samenwerking. De spelregels daarvoor treft men zeer summier aan in de wet. De vennoten mogen zelf bepalen hoe de samenwerking vorm krijgt en zij zijn grotendeels vrij in het formuleren van de afspraken over de samenwerking. Het VOF-contract is daarom een bijzonder belangrijk document voor de rechtsverhouding tussen de verschillende vennoten.

Een VOF vertoont echter wel enkele trekjes van een rechtspersoon. Zo beschikt een VOF over een eigen (afgescheiden) vermogen en kan de VOF zelf verplichtingen aangaan. In de praktijk leidt dat wel eens tot onduidelijkheid en om die reden is al meermalen geprobeerd om te komen tot een wettelijke regeling voor personenvennootschappen. Maar op dit moment is daar nog geen sprake van.

In de meeste gevallen stellen de vennoten zowel kapitaal als arbeid, kennis en vlijt ter beschikking van de VOF. Op de balans van een VOF wordt het eigen vermogen uitgesplitst in het kapitaal van de verschillende vennoten. De hoogte van dat kapitaal wordt gevormd door de inbreng van de betreffende vennoot, vermeerderd met het winstdeel waarop hij recht heeft en verminderd met de door hem opgenomen (of ten behoeve van hem aan derden betaalde) bedragen.

Vordering  

De vennoot van een VOF heeft geen vordering op de VOF voor de omvang van zijn kapitaal. Het door hem aan de VOF verstrekte kapitaal, heeft hij niet aan de VOF geleend maar is bijgeschreven op zijn kapitaalrekening. Tot het saldo van die kapitaalrekening is hij “eigenaar” van de VOF. Omdat een VOF geen aandelen uitgeeft, noemen we dat geen aandeel in de VOF maar in praktische zin is het daar wel mee te vergelijken.

Als de VOF over een bepaald jaar winst heeft gemaakt, wordt die winst overeenkomstig de bepalingen van het VOF-contract tussen de verschillende vennoten verdeeld. Meestal krijgt ieder een gelijk deel maar dat is geen verplichting. In het contract kunnen daarover afwijkende afspraken worden gemaakt.

Omdat de vennoten samen de VOF vormen en de VOF geen rechtspersoon is, hebben de vennoten voor hun winstdeel geen (afdwingbare) vordering op de VOF. Wel wordt hun winstdeel bijgeschreven op hun kapitaalrekening. De waarde van hun belang in de VOF neemt daardoor toe.

Daarnaast vergroot het de financiële ruimte voor het verrichten van opnames en voor het doen van privé-betalingen. De spelregels daarover dienen ook in het VOF-contract te staan. Vaak staat daarin dat de vennoten in onderling overleg gerechtigd zijn om geld of voorschotten op te nemen.

De vraag is of een vennoot een vordering heeft op de VOF indien tussen de vennoten is afgesproken dat deze vennoot iedere maand een bepaald bedrag mag opnemen. Zelf ben ik van mening dat de vennoot voor dat periodieke voorschotbedrag geen vordering op de VOF heeft. De VOF heeft immers geen contractuele betalingsverplichting tegenover hem. De vennoot neemt (in overleg met de andere vennoten) een stukje van zijn eigen kapitaal op. Die opvatting heeft tot gevolg dat een derdenbeslag onder een VOF ten laste van een vennoot geen doel zal treffen.

Omdat de wet (onder meer artikel 6:159 BW) bepaalt dat het aandeel in een VOF alleen met goedkeuring van de andere vennoten mag worden overgedragen, is het vrijwel onmogelijk om het aandeel van een schuldenaar in een VOF in beslag te nemen en executoriaal te verkopen. Evenmin is het mogelijk om voor een vordering op een schuldenaar diens aandeel in de bezittingen van de VOF uit te winnen.

Recente rechtspraak

Op 20 augustus 2019 heeft het Gerechtshof Arnhem uitspraak gedaan over de vraag of derdenbeslag kan worden gelegd onder een VOF op het maandelijks aan de vennoot te betalen bedrag. Volgens het Gerechtshof kan dat wel.

In de betreffende zaak was in oktober 2004 (conservatoir) derdenbeslag gelegd onder de VOF op al hetgeen zij verschuldigd is of zal worden aan haar vennoot. De VOF heeft daarop verklaard dat zij wel een rechtsverhouding heeft met de vennoot maar dat zij op grond daarvan geen geld aan de vennoot verschuldigd is. De schuldenaar treedt op 30 november 2018 uit de VOF.

Later blijkt dat de VOF na de beslaglegging in totaal een bedrag van € 192.542,- aan de schuldenaar, danwel voor hem aan derden heeft betaald. Als gevolg van die betalingen, bedroeg het negatieve kapitaal van de schuldenaar in de VOF op 30 november 2008 € 319.860,-. De schuldenaar had dus veel meer geld opgenomen dan het hem toekomende kapitaal. Ook zonder de betalingen die na de beslaglegging aan de schuldenaar waren verricht, was sprake geen sprake van een vordering op maar van een schuld aan de VOF.

Toch oordeelt het Gerechtshof dat de betalingen die na de beslaglegging hebben plaatsgevonden, in strijd met het beslag zijn verricht. Het Hof heeft daarvoor overwogen dat de betaling van periodieke voorschotten rechtstreeks voortvloeit uit de VOF-overeenkomst die op het moment van beslaglegging al bestond.

Persoonlijk overtuigt dat argument mij niet. Het gaat om de vraag of die rechtsverhouding aangemerkt kan worden als een vordering van de vennoot op de VOF. Als de bepalingen in het VOF-contract worden aangeduid als “afspraken tussen de vennoten over opnamen uit de gemeenschappelijke kas”, ontstaat een heel ander beeld. En dat beeld verschiet nog verder van kleur zodra blijkt dat de vennoot meer heeft opgenomen dan de omvang van zijn kapitaal. In dat geval heeft hij een schuld aan de VOF en door verdere opnames wordt die schuld steeds hoger.

Het lijkt erop dat het Hof heeft gezocht naar een argument om te kunnen oordelen dat de betalingen die na de beslaglegging hebben plaatsgevonden, in strijd met het beslag zijn verricht. Het Hof ziet de afspraak in het VOF-contract om regelmatig geld te mogen opnemen, als de grondslag van een betalingsverplichting. Blijkbaar heeft het Hof er moeite mee om ook de forse betalingen die ten laste van de kapitaalrekening van de schuldenaar aan derden hebben plaatsgevonden, aan te merken als verplichtingen die rechtstreeks voortvloeien uit rechtsverhoudingen die op het moment van de beslaglegging reeds bestonden. De betalingen aan derden, zijn volgens het Hof niet in strijd met het beslag verricht.

Hoewel deze uitspraak het mogelijk lijkt te maken om ten laste van een vennoot met succes derdenbeslag onder een VOF te leggen, ben ik niet blij met deze uitspraak. De argumenten van het Hof overtuigen mij niet. Daarom hoop ik dat tegen deze beslissing beroep in cassatie zal worden ingesteld, zodat de Hoge Raad daarover zijn licht kan laten schijnen.

Wetgeving

Eerder heb ik gepleit om de wet aan te passen[1], zodat wel beslag kan worden gelegd op het aandeel van een schuldenaar in een VOF. Daarvoor dient het volgende lid te worden toegevoegd aan artikel 437 Rv:

‘Indien een goed of het aandeel daarin niet of niet zonder medewerking van een derde kan worden overgedragen, kan de rechter als bedoeld in het volgende artikel op verzoek van de executant bepalen dat en onder welke voorwaarden de executoriale verkoop en levering daarvan desondanks kan plaatsvinden. Het hiervoor bedoelde verzoek kan worden gedaan door een advocaat of door de deurwaarder die met de executie is belast. De rechter wijst het verzoek slechts toe indien de belangen van de executant dat bepaaldelijk vorderen en de belangen van anderen daardoor niet onevenredig worden geschaad.’

De wetgever heeft mijn suggestie nog niet opgepakt. Daarom herhaal ik mijn oproep nog maar eens. Op dit moment is het vrijwel onmogelijk om het vermogen van een schuldenaar wat is ondergebracht in een VOF uit te winnen. Dat is absoluut een onwenselijke situatie.

Als u zelf stuit op problemen bij de tenuitvoerlegging van een rechtelijke uitspraak doordat de schuldenaar zijn vermogen heeft ondergebracht in een VOF, een stichting of een vennootschap, kunt u vrijblijvend contact opnemen met één van onze specialisten.

[1] Zie Compendium beslag- en executierecht, mr. J.D. van Vlastuin, Executie van het aandeel in een vennootschap onder firma, Den Haag: Sdu Uitgevers 2018.

 

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises