Natasja Barské-Gelling

Ongeveer drie jaar geleden is het wetsvoorstel ‘Wet Herziening Partneralimentatie ingediend. De indieners vinden de huidige partneralimentatieregeling niet meer van deze tijd en hebben de nodige aanpassingen voorgesteld. Na diverse aanpassingen, heeft de Tweede Kamer recent de laatste hobbel genomen en zal ten slotte de Eerste Kamer nog een besluit moeten nemen.

Grondslag van partneralimentatie

Ondanks de wijzigingen aangaande de lengte van de alimentatie, zal de grondslag voor partneralimentatie echter niet wijzigen. Die grondslag blijft solidariteit c.q. lotsverbondenheid. Er wordt nog altijd gekeken naar wat de behoefte van de alimentatiegerechtigde is. De behoefte wordt vastgesteld aan de hand van de welstand ten tijde van het huwelijk. Vervolgens wordt gekeken of de alimentatie gerechtigde behoeftig is. Dit betekent dat gekeken wordt in hoeverre de alimentatiegerechtigde zelf inkomsten kan genereren. Pas als er sprake is van behoefte en behoeftigheid wordt gekeken welke bijdrage de alimentatieplichtige zou kunnen betalen.

Recent is er een interessante uitspraak door het Hof Den Bosch gedaan met betrekking tot de vraag of de alimentatiegerechtigde behoeftig is.

Behoeftig?

In de betreffende zaak ontving de vrouw uit hoofde van de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap een bedrag van ongeveer € 2,5 miljoen in contanten en in aandelen. De vrouw werkte parttime en verdiende in loondienst ongeveer € 1.200,- netto per maand. Zij was 48 jaar oud.

De man was van mening dat haar vermogen voldoende is om riant van te blijven leven. Hij vond dat de vrouw (van dit vermogen) voor zichzelf kon zorgen en hij dus geen partneralimentatie zou hoeven te betalen.

Het hof ging mee met het standpunt van de man. Het hof stelde eerste de behoefte vast, namelijk op € 4.659,- netto per maand. Het hof ging er simpelweg vanuit dat de vrouw allereerst binnen twee jaar weer fulltime kon werken en dan afgerond € 2.100,- netto per maand zou kunnen verdienen. Daarnaast was de vraag of de vrouw rendement zou moeten kunnen halen op haar vermogen.

Een voorgeschreven rendement…

De vrouw had aangevoerd dat zij haar vermogen (deels) in spaardeposito’s wilde beleggen, waardoor er gelet op de lage rentestand en de vermogensbelasting geen rendement zal zijn. Hier ging het hof niet in mee. Het hof oordeelde dat de vrouw zich kan laten adviseren door financiële experts en haar vermogen zodanig kan investeren en spreiden dat de risico's aanvaardbaar zijn en toch rendement behaald wordt. Het hof vond dus dat zij meer risico's moest nemen. Het hof ging ervan uit dat de vrouw een rendement van 3% per jaar kon behalen.

Dit leidde tot de conclusie dat de vrouw voldoende inkomsten kan genereren om in haar eigen levensonderhoud te voorzien en dat zij dus niet behoeftig is.

Opmerkelijke uispraak

Met andere woorden: het vermogen op zich speelt geen rol bij de alimentatievaststelling, maar wel de vraag welk rendement je op dit vermogen kan halen. Dit is op zich niet nieuw. Wel bijzonder is dat het hof zelf concludeert dat de vrouw in deze tijd een rendement van 3% zou moeten kunnen genieten. Het is heel opmerkelijk dat het hof dus in feite uitspreekt dat iemand met veel vermogen extra risico’s zou moeten nemen! Wat mij betreft kunnen de meningen daarover verschillen. Omstandigheden spelen natuurlijk ook een rol. Kortom, uw cliënten doen er goed aan advies in te winnen in dergelijke situaties.

Deze blog is geschreven voor de kwartaalnieuwsbrief 'Echtscheiding & Ondernemers'. Mr. Natasja Barské-Gelling is advocaat familierecht en mediator. Ze treedt veelvuldig op voor ondernemers die in echtscheiding verwikkeld zijn. 

Zie ook:

Moet ik echt 12 jaar alimentatie betalen?

Afkoop partneralimentatie kan ook netto!

 

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises