Cobie Voorberg

In deze blog besteed ik aandacht aan een recente uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant van 13 december 2013, gepubliceerd in EB 2014/05, nr. 46. Deze uitspraak is interessant voor echtscheidingszaken waarin één van beide partijen belang heeft bij het onverdeeld laten van de echtelijke woning. De rechtbank oordeelt namelijk dat de man meer belang heeft bij het onverdeeld laten van de woning dan de vrouw bij onmiddellijke verdeling.

In deze tijd, waarin  regelmatig sprake is van huizen die ‘onder water’ staan, de regels voor hypotheekrenteaftrek gewijzigd zijn en het verkrijgen van een hypotheek bij banken steeds lastiger wordt, is dit onderwerp actueler dan ooit.

Een reden om een woning onverdeeld te willen laten na echtscheiding, is bijvoorbeeld wanneer één van de echtgenoten de wens heeft om de woning over te nemen. In sommige gevallen kan deze echtgenoot de financiering - inclusief uitkoop van de andere echtgenoot – niet direct rond krijgen bij de bank. Na enkele jaren is die mogelijkheid er soms wel. Als er sprake is van een overwaarde, zal de echtgenoot die de woning niet toegedeeld krijgt, veel belang hebben bij het onmiddellijk verdelen van de woning, om te kunnen beschikken over  het bedrag van de overwaarde. De echtgenoot die de woning toegedeeld krijgt, maar de financiering op het moment van de echtscheiding nog niet rond heeft gekregen, heeft juist belang bij het tijdelijk onverdeeld laten van de woning. 

De rechtbank komt tot het oordeel dat de man meer belang heeft bij het onverdeeld laten van de woning.

De belangen van beide partijen staan in zo’n situatie dus lijnrecht tegenover elkaar. In de zaak die tot bovengenoemde uitspraak leidde, was dit ook het geval. De man verzocht op grond van artikel 3:178 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek de woning gedurende een periode van drie jaar onverdeeld te laten.

De argumenten van de man: hij wil dat de woning aan hem wordt toegedeeld, maar is op het moment van de echtscheiding nog niet in staat het aandeel van de vrouw in de overwaarde aan haar te voldoen. Gezien de financiële situatie van zijn onderneming kan de man geen extra financiering van de bank krijgen. De man is van mening dat de belangen van partijen meer gediend zijn bij toedeling aan hem, dan bij verkoop van de woning. De bank zal niet instemmen met de verkoop van de woning, omdat deze als onderpand dient voor de onderneming van de man. Als de woning toch wordt verkocht, zal de bank alle leningen en kredieten van de man opeisen, wat een faillissement van de onderneming tot gevolg zal hebben. Een faillissement zal resulteren in verlies van inkomen en dus verlies van draagkracht voor het betalen van alimentatie, wat weer negatieve gevolgen heeft voor de vrouw.

De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat: mede gelet op de huidige situatie op de woningmarkt en de verbondenheid met de onderneming is de rechtbank van oordeel dat het belang van de man bij het voorlopig onverdeeld laten van de echtelijke woning, de hypothecaire geldlening en de spaarrekening aanmerkelijk groter is dan de belangen van de vrouw bij onmiddellijke verdeling. De rechtbank zal de verdeling van deze vermogensbestanddelen dan ook uitsluiten voor de door de man verzochte periode van drie jaren.

Opvallend is dat het onverdeeld laten van de woning in deze zaak de enige zinvolle mogelijkheid lijkt te zijn. Hoewel het hier dus om een specifieke situatie gaat, blijkt uit deze uitspraak toch dat het in voorkomende gevallen, zeker gezien de huidige woningmarkt, zinvol kan zijn om de rechtbank te verzoeken de echtelijke woning onverdeeld te laten voor een periode van drie jaar. 

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises