Is een zorgboerderij toegestaan op basis van het bestemmingsplan? Die vraag stond centraal in twee uitspraken die eind mei en begin juli werden gedaan. Eind mei boog Rechtbank Noord-Nederland zich over die vraag, begin juli – in een andere kwestie – de Raad van State.
Zorgboerderij: woning?
In de uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland ging het om een zorgboerderij die op de bestemming ‘woondoeleinden’ stond. Kon de zorgboerderij echter als woning geduid worden? Op de boerderij woonden vijf kinderen met een cognitieve of sociale achterstand. Het begrip ‘woondoeleinden’ betekende dat op die bestemming woningen waren toegestaan, eventueel met een aan-huis-verbonden bedrijf. Een woning hield in dat er een huishouden gevestigd moest zijn. En een huishouden zijn betekende dat er meer een of meer personen in vast verband werd gewoond, eventueel met kinderen. De begeleiders van de kinderen woonde niet in de boerderij. Op basis daarvan concludeerde de Rechtbank dat er geen sprake was van een huishouden en dus geen woning. De zorgboerderij was niet toegestaan op de bestemming ‘Woondoeleinden’.
Nu is het zo dat afgeweken kan worden van een bestemmingsplan. Het criterium daarvoor is dat sprake moet blijven van een goede ruimtelijke ordening. De Rechtbank beoordeelde de goede ruimtelijke ordening allereerst aan de hand van het verkeer. De vijf kinderen werden van en naar de zorgboerderij gereden met taxibusjes. In de woonwijk waar de zorgboerderij gevestigd was, betekende dit een toename van het verkeer. De kinderen die in de zorgboerderij woonden, gedroegen zich vaak ongericht, onbeheerst en ongeremd, aldus de Rechtbank. Dat betekende dat het toezicht en de begeleiding intensiever waren. Er was dus veel meer bedrijvigheid in en rondom de woning, vergeleken met een normaal gezin. Dat legde volgens de Rechtbank een grotere druk op de woonomgeving.
Het college van de betreffende gemeente had een grote beslisruimte die de rechter moest eerbiedigen. Naar het oordeel van de Rechtbank kon het college dus terecht beslissen dat de zorgboerderij niet in de omgeving paste. Geen goede ruimtelijke ordening – geen vergunning.
Zorgboerderij en paardenbak: welke mate van overlast?
In de uitspraak van de Raad van State ging het om een zorgboerderij en een paardenbak. De zorgboerderij bood dag- en logeeropvang aan kinderen en volwassenen. De paardenbak werd ingezet voor therapeutische doeleinden. De buurman die 28 meter naast de paardenbak woonde, ondervond veel overlast van de paardenbak.
Toen de exploitant van de zorgboerderij een vergunning aanvroeg voor legalisering van de zorgboerderij en de paardenbak, kwam de buurman dan ook in het verweer. Hij woonde in rustig buitengebied en dan moest er minstens 50 meter tussen de paardenbak en zijn perceel zitten, aldus de buurman, zich baserend op de VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’. De exploitant bracht hier tegenin dat niet de afstanden voor maneges moesten gelden, maar de afstanden voor een kinderboerderij. Drie paarden, twee hangbuikzwijnen en één konijn zijn toch geen manege te noemen.
Daar ging de Raad van State niet in mee. Uit de website van de zorgboerderij bleek dat ook anderen met hun pony’s in de paardenbak konden rijden, dat paarden ook los in de bak lopen en dat er rijlessen gegeven worden. Kortom: de zorgboerderij is de gehele week in bedrijf, niet alleen met de eigen paarden, maar ook met andere paarden. Voor de afstanden moest dus ook gekeken worden naar de richtlijnen voor maneges.
In een rustige woonwijk geldt de afstand van 50 meter, in gemengd gebied 30 meter. Van welke van de twee was hier sprake? De buurman vond dat hij in een rustige woonwijk, rustig buitengebied woonde. Maar daar dacht de Raad van State anders over. In de directe omgeving van de zorgboerderij waren drie andere agrarische bedrijven aanwezig. Vlakbij was eveneens een garage bevestigd. Al deze bedrijven, inclusief de zorgboerderij, stonden aan een drukke doorgaande weg. Genoeg reden om niet uit te gaan van rustig buitengebied, maar gemengd gebied. De aan te houden richtafstand bedroeg dus 30 meter.
De afstand tussen de zorgboerderij en het huis van de buurman bedroeg 28 meter. Het college van de gemeente kreeg de opdracht van de Raad van State om beter te motiveren waarom ze toch de vergunning heeft verleend. Of om de vergunning alsnog te weigeren, als bij nader inzien de afstand niet voldoende was.
Waar moet u dus op letten?
Het is dus belangrijk om na te gaan hoe de zorg op de zorgboerderij wordt vormgegeven en of dit past binnen de geldende bestemming. Bij een zorgboerderij met een (groot) aantal dieren moet eveneens gelet worden op de afstanden tussen de boerderij en de buren. Overlast en hinder – en dus slepende procedures – worden op die manier voorkomen.