Cobie Voorberg

Onlangs is in de politiek het omgangsrecht van grootouders ter sprake gekomen. In het tijdschrift voor scheidingsrecht is een artikel verschenen over dit onderwerp (EB 2015, 67). De vraag of grootouders een omgangsrecht hebben, is van belang, omdat zij vaak een belangrijke rol vervullen in het leven van hun kleinkinderen. Veel grootouders passen op de kleinkinderen terwijl de ouders werken, eten met de kleinkinderen of brengen ze naar school. Een echtscheiding heeft voor veel grootouders tot gevolg dat deze band verslechtert of het contact zelfs helemaal wordt verbroken. Wat kun je als grootouder in zo’n situatie doen? Is aanpassing van de wet nodig? 

Op dit moment is in de wet niet expliciet vastgelegd dat grootouders recht op omgang met de kleinkinderen hebben. De mogelijkheid om aan de rechter te vragen een omgangsregeling vast te stellen, bestaat echter wel. Daarvoor is nodig dat tussen grootouder en kleinkind een 'nauwe persoonlijke betrekking' bestaat. Ook volgt het recht op omgang uit het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens, in artikel 8 is het recht op eerbiediging van het familie- en gezinsleven vastgelegd. De rechter zal dan dus uitgaan van de omstandigheden en de band die er tussen grootouder en kleinkind is, om te beoordelen of er een recht bestaat op voortzetting daarvan. Grootouders dragen de bewijslast, zij moeten in een procedure met feiten en omstandigheden aantonen hoe de relatie met hun kleinkinderen was. De bloedband is dus niet voldoende voor het recht op omgang. In Duitsland en België is het recht op omgang van grootouders wel expliciet in de wet vastgelegd en is het niet noodzakelijk dat grootouders daarvoor aantonen dat zij een 'nauwe persoonlijke betrekking' met het kleinkind hebben. 

Grootouders vervullen vaak een belangrijke rol in het leven van kleinkinderen. Op dit moment volgt uit de wet wel een recht op omgang waardoor grootouders zeker de mogelijkheid hebben om een contactregeling te krijgen. Het zou echter beter als de positie van grootouders in de wet nog meer zou worden beschermd. Daarbij zou de afstammingsrelatie de ontvankelijkheid bij de rechter moeten bepalen. De belangrijkste vraag die in een procedure speelt zou moeten zijn, of de omgang in het belang van het kind is. 

In alle gevallen geldt echter, dat als het contact tussen opa en oma en de kleinkinderen door een scheiding verslechtert, het de voorkeur verdient hierover het gesprek aan te gaan. Dit kan ook met inschakeling van een familie-mediator. Als dit niet tot een oplossing leidt, is het mogelijk om een verzoekschrift in te dienen bij de rechtbank, waarin gevraagd wordt om vaststelling van een contactregeling. Heeft u als grootouder vragen over uw recht op omgang of wilt u advies over uw rechten? Dan kunt u contact opnemen met ons opnemen voor een oriënterend gesprek. 

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises