Leendert Krijgsman

Lees maar, er staat niet wat er staat. Hoewel Nijhoff louter de poëzie op het oog zal hebben gehad toen hij deze paradox aan het papier toevertrouwde, doet u er goed aan deze raadgeving ook in het achterhoofd te houden als u een overeenkomst van geldlening wenst aan te gaan. In de praktijk blijken dergelijke overeenkomsten namelijk nogal eens een andere strekking te hebben dan op het eerste gezicht lijkt. Een voorbeeld1.

Geldlening

Hans Jansen wil van zijn ouders graag € 13.500 lenen. De heer en mevrouw Jansen kunnen dit bedrag wel missen en zij zijn dan ook genegen hun Hans het gevraagde bedrag in de vorm van een geldlening ter beschikking te stellen. En dus wordt een overeenkomst opgesteld, waarin enkele duidelijke afspraken worden gemaakt.

“De aflossing van deze lening is geheel vrijblijvend”, aldus het contract. Dat is natuurlijk een mooi gebaar van de ouders aan Hans. Wel is het zo dat het echtpaar hoopt dat zoonlief zijn oog niet zal laten vallen op Ans de Vries: “Onverbrekelijk deel uitmakend van deze overeenkomst is het feit dat, indien Hans Jansen nu of in de toekomst een relatie heeft, bestendigt of opnieuw aangaat met Ans de Vries, het nog openstaande saldo van deze lening op dat moment direct opeisbaar zal worden”.

Hans ondertekent het convenant met zijn volle verstand en de deal is duidelijk: Hans hoeft het door hem geleende geld niet terug te betalen zolang Ans maar uit de buurt blijft.

Hans & Ans, en de geldleenovereenkomst

Maar Ans komt wél in de buurt van Hans en Hans verzet zich er in het geheel niet tegen. De ouders van Hans verzoeken (en sommeren) hem het geld aan hen terug te betalen. Afspraak is immers afspraak.

Niet dus.

Hans probeert de Rechtbank ’s-Hertogenbosch ervan te overtuigen dat het “onbetamelijk” is dat zijn ouders “invloed trachten te verwerven op zijn persoonlijke leven met betrekking tot de vraag met wie hij een relatie aangaat”.  Het zal wel altijd onduidelijk blijven of de Edelachtbare die zich over deze zaak moest buigen, deze poging van heer en mevrouw Jansen daadwerkelijk onoorbaar vond. Maar feit is dat de rechter oordeelde dat eenieder recht heeft op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en ook recht op eerbiediging van het privé-, familie- en gezinsleven, en dat het belang van de ouders voor deze rechten moet wijken: “Ofschoon maatschappelijk gezien ouderlijke goedkeuring van de partner in het algemeen binnen familieverhoudingen als waardevol wordt beschouwd, kan dit - naar huidige opvattingen - niet opwegen tegen het recht van de zoon op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer, zijn uiteindelijk vrije keuze van een partner en het belang dat hij heeft bij bescherming van deze rechten. Het recht van de zoon op eerbiediging weegt dan ook zwaarder dan de contractsvrijheid van partijen en het belang van de ouders bij het opnemen van een dergelijke bepaling. De ouders hebben geen zeer bijzondere  omstandigheden gesteld die, in dit geval, tot een andere conclusie zouden moeten leiden. Geoordeeld wordt dan ook dat de betreffende bepaling in de overeenkomst strijdig is met de goede zeden en derhalve nietig is op grond van artikel 3:40 lid 1 BW.”

Als een afspraak nietig wordt verklaard, betekent dit dat deze afspraak juridisch gezien nooit is gemaakt. Hoewel het voor zowel Hans als zijn ouders duidelijk was dat de afspraak over Ans de Vries was gemaakt, verwijst de rechter de betreffende afspraak dus naar de prullenbak. De rest van de overeenkomst laat de rechter in stand.

Met andere woorden: de vorderingen van de ouders worden afgewezen en vooralsnog kunnen ze fluiten naar hun duiten.

Contractsvrijheid?

Een grondbeginsel van het verbintenissenrecht is de contractsvrijheid: het staat partijen vrij een overeenkomst te sluiten met wie zij wensen, met de inhoud die zij wensen, en ook op het moment dat zij wensen. Maar het echtpaar Jansen heeft pijnlijk ondervonden dat deze contractsvrijheid grenzen heeft. In hun geval werd een bepaling geschrapt en stond er niet meer wat er eerst wel stond, maar wat er eigenlijk nooit heeft gestaan.

In veel andere gevallen in de financieringspraktijk, vooral ook in de kredietovereenkomsten tussen bankiers en ondernemers, wordt een vastgelegde afspraak niet geschrapt, maar moet een afspraak heel anders uitgelegd worden dan de uitleg die beide partijen voor ogen hadden toen zij de overeenkomst sloten, en ook heel anders dan de tekst doet vermoeden. Daarover de volgende keer meer: Lees maar, er staat wat anders dan er staat.

1 Het voorbeeld is aan de praktijk ontleend; zie Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 18 mei 2011; vindplaatsen: LJN: BQ5051 en JOR 2011/347. De feiten en citaten in dit artikel zijn overgenomen uit het vonnis van de Rechtbank, met dien verstande dat verwijzingen naar anonieme personen zijn vervangen door gefingeerde namen.

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises