Leendert Krijgsman

Ondernemen is risico nemen. Iedere ondernemer zal dat beamen. Een handelaar in groenten en fruit weet dat de klantliefde door de maag gaat. Wordt aan die liefde niet beantwoord, zullen de klanten afhaken.

Ondernemen is risico nemen. Iedere ondernemer zal dat beamen. Een handelaar in groenten en fruit weet dat de klantliefde door de maag gaat. Wordt aan die liefde niet beantwoord, zullen de klanten afhaken. Een ondernemer die personeel in dienst neemt, weet dat hij aansprakelijk is voor de fouten die zijn personeel bij het verrichten van de werkzaamheden maakt.

Dat gaat natuurlijk weleens mis. Sommige ondernemers nemen teveel hooi op hun vork, anderen letten niet goed op bij het maken van afspraken, en soms gebeurt het eenvoudigweg dat een ondernemer er niets aan kan doen als er iets mis gaat.

In de rechtspraak zijn genoeg voorbeelden bekend dat ondernemingen, als een andere partij geld vorderde, bij de Rechtbank het standpunt innamen: ‘wij kunnen er echt niets aan doen dat wij niet kunnen betalen.’ En steevast stond in het vonnis dat betalingsonmacht niet ontsloeg van de betalingsverplichting. Ofwel: ongeacht of u wel of niet kunt betalen, u moet wel betalen.

Inmiddels is het ruim 8 maanden geleden dat het coronavirus in Nederland uitbrak. Velen ondervinden de gevolgen, zowel privé als zakelijk. Het Burgerlijk Wetboek veranderde in die 8 maanden niet. En de rechtspraak? Het Gerechtshof te Amsterdam moest in oktober oordelen over een kwestie waarbij de huurder van een bedrijfspand geen huur meer betaalde. De huurder was daarmee gestopt omdat zijn party- en congrescentrum gedurende een bepaalde periode noodgedwongen geen activiteiten kon ontplooien. De verhuurder was een procedure gestart ter incasso van de huurpenningen. De Rechtbank had op creatieve wijze beslist dat de huur over de periode van 15 maart tot 1 juni 2020 met 50% verlaagd mocht worden, over de periode van 1 juni tot en met 31 augustus 2020 met 35%, en over de maanden september, oktober en november 2020 met respectievelijk 30%, 20%, en 10%. Daarna zou de huurder weer de reguliere huurprijs moeten voldoen. Tegen de uitspraak werd hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof, maar het Gerechtshof had geen moeite met de uitspraak van de Rechtbank.

De door de Rechtbank toegepaste percentages stonden natuurlijk niet in de huurovereenkomst, en ook niet in de wet. Maar er werd geoordeeld dat de pandemie ('gelet op de omvang daarvan en de gevolgen voor de economie en de maatschappij') een onvoorziene omstandigheid is waarmee beide partijen geen rekening hebben gehouden. Maar beide partijen hebben wel met deze pandemie te maken. En dus is het volgens de Rechtbank gerechtvaardigd tijdelijk een andere huurprijs toe te passen.

Ergens wringt dat misschien. De verhuurder heeft het bedrijfspand ook in coronatijd ter beschikking gesteld. En ongetwijfeld zal de verhuurder ook financiële verplichtingen hebben. Toch stuit de uitspraak in juridisch Nederland niet op weerstand. Corona vraagt van iedereen, van zowel particulieren als ondernemers, een andere manier van omgaan met problemen. Ook rechters doen dat.

Eén van de grootste rechtsgeleerden die Nederland heeft gehad, is prof. mr. P. Scholten. In 1945 zei hij op 70-jarige leeftijd in zijn afscheidsrede: Zoekt in het recht de gerechtigheid. Gij zult die na vele overwegingen ten slotte in uw geweten moeten vinden. Aan de gewetensbeslissing hangt ten slotte het recht. Een wijze les! Van rechters en advocaten wordt niet alleen, en ook niet allereerst, gevraagd de wet toe te passen. Recht doen heeft alles met gerechtigheid te maken. Dat geldt overigens niet alleen in de rechtspraktijk, maar ook bij het ondernemen. Zet de bril van redelijkheid en billijkheid eens op. Zet ook de bril van uw zakenpartner eens op. En vraag van hem niet méér dan recht en billijk is.

 

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises