Leendert Krijgsman
Het komt vaak voor dat een ondernemer actief is voor meerdere vennootschappen. Het kan zomaar zijn dat uw vertrouwde autogarage uit meerdere ondernemingen bestaat: één voor de verkoop van auto’s, één voor de verhuur, één voor de lease, één voor het onderhoud, enzovoort. Het is mogelijk dat die verschillende ondernemingen allemaal op één locatie gevestigd zijn.
Er is op zichzelf genomen niets mis met het werken met meerdere vennootschappen. Uit oogpunt van risicospreiding kan dat soms zelfs heel verstandig zijn. Iedere entiteit treedt in het economisch verkeer zelfstandig op. Dat kan betekenen dat in een groep ondernemingen er een onderneming is die maandelijks € 10.000,- winst maakt, en een andere onderneming € 10.000,- verlies.
U doet er goed aan om te weten met welke partij u zaken doet. Want als u een opdracht krijgt van een slecht draaiende vennootschap die uw factuur niet kan betalen, kunnen de andere vennootschappen niet aansprakelijk gehouden worden voor de betaling van uw factuur. Er wordt weleens gedacht dat het ‘allemaal één pot nat’ is, maar het uitgangspunt is dat iedere vennootschap zijn eigen verantwoordelijkheden heeft, en niet opgezadeld kan worden met de verplichtingen van een andere vennootschap. Het gebeurt niet vaak dat van dit uitgangspunt afgeweken wordt.
Toerekening
Wat wél vaak voorkomt, is dat gedragingen van mensen worden toegerekend aan vennootschappen. Als een office manager afspraken maakt met een schoonmaakbedrijf, komt de overeenkomst tot stand tussen het schoonmaakbedrijf en het bedrijf waar de officemanager werkt. De gedragingen van de officemanager worden toegerekend aan haar werkgever, en die laatste is gebonden aan de overeenkomst. De officemanager zelf wordt - als zij duidelijk gecommuniceerd heeft - niet gebonden aan enige verplichting.
Het uitgangspunt is dat iedere vennootschap zijn eigen verantwoordelijkheden heeft, en niet opgezadeld kan worden met de verplichtingen van een andere vennootschap. Het gebeurt niet vaak dat van dit uitgangspunt afgeweken wordt.
Dit lijkt vanzelfsprekend, maar in de praktijk blijkt het soms lastig te zijn om gedragingen toe te rekenen aan een ander dan die de gedraging verrichtte. Een bekend voorbeeld uit de rechtspraktijk is een verhuurder die een bedrijfspand met koelcellen verhuurde. Verhuurder en huurder werkten allebei middels een besloten vennootschap. De huur-bv betaalde de huur niet en stelde zich op het standpunt dat de huur-bv vanwege een bepaalde omstandigheid een vordering had op de verhuur-bv. De verhuur-bv was het daar niet mee eens. De directeur van de verhuur-bv werd uitgenodigd om de kwestie op het kantoor van de huur-bv te bespreken. Aangekomen zijnde, werd de directeur van de verhuur-bv. in een koelcel opgesloten. U zult begrijpen dat de bedoeling hiervan was om de directeur op andere gedachten te brengen. De directeur van de verhuur-bv was echter bekend met het pand en wist zich uit zijn benarde positie te bevrijden.
Het zal geen verbazing wekken dat de verhuur-bv vervolgens de huurovereenkomst wenste te ontbinden, omdat huurder zich niet als goed huurder had gedragen. Een vraag die dan beantwoord moet worden is of het gedrag van de directeur van de huur-bv kon worden aangemerkt als gedrag van de huur-bv zelf. De huurovereenkomst was immers met de huur-bv gesloten en niet met de directeur. Als de huur-bv zich niet misdragen had, kon de huurovereenkomst niet ontbonden worden. Het heeft tot aan het hoogste rechtscollege van Nederland, de Hoge Raad, geduurd voordat de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst werd toegewezen op de grond dat de gedraging van de directeur kon worden toegerekend aan de hurende bv.
In dezelfde kwestie rees ook de vraag of de vrijheidsberoving van de directeur van de verhuur-bv kon worden gezien als misdraging tegen de verhuur-bv zelf: was de opsluiting in de koelcel nu alleen onrechtmatig jegens de uitgenodigde directeur, of was dat ook onrechtmatig jegens de verhuur-bv? De Hoge Raad oordeelde dat ook van dat laatste sprake was.
De uitkomsten sluiten aan bij het rechtsgevoel van, naar ik aanneem, ieder die dit leest. Toch is er jarenlang over geprocedeerd.
Welke partijen doen zaken?
Niet alleen bij vrijheidsberovingen speelt de vraag wie er gehandeld heeft. Die vraag is ook bij gebruikelijke rechtshandelingen aan de orde. Als een bestuurder van meerdere bv’s ergens een opdracht toe geeft, is vaak wél duidelijk dat deze níet als privé-persoon optreedt, maar is ook heel vaak níet duidelijk namens welke vennootschap hij wél optreedt. Ook zonder dat er sprake is van boze opzet, kwaadwillendheid, of wat dies meer zij, is het vaak een moeilijke vraag wie er contractspartij is. Denk aan de directeur van uw autogarage die voor al zijn vennootschappen één koffiezetapparaat koopt. Welke vennootschap moet dat apparaat betalen? De verhuur-bv, de verkoop-bv, de lease-bv, of de onderhoud-bv?
Kortom: zorg er niet alleen voor dat de ander weet wie u bent, maar zorg er ook voor dat u weet wie de ander is!
[1] Hoge Raad 25 juni 1999, NJ 2000, 33 (B/Br).