In 2021 werden 385 nieuwe voorlopige voogdijen uitgesproken (CBS Statline). In deze blog zal worden uitgelegd wat deze vrij onbekende maatregel inhoudt en zullen kritische kanttekeningen worden geplaatst bij de rechtspositie van ouders die met deze kinderbeschermingsmaatregel te maken krijgen.

In 2021 werden 385 nieuwe voorlopige voogdijen uitgesproken (CBS Statline). In deze blog zal worden uitgelegd wat deze vrij onbekende maatregel inhoudt en zullen kritische kanttekeningen worden geplaatst bij de rechtspositie van ouders die met deze kinderbeschermingsmaatregel te maken krijgen aan de hand van een casus van een pasgeboren baby waarbij ikzelf betrokken was als advocaat van de ouders. 

Te gebruiken bij acute noodsituaties

Voorlopige voogdij voorziet in een tijdelijke gezagsvoorziening en wordt opgelegd in het geval van een acute noodsituatie waarin snel ingrijpen ter (tijdelijke) bescherming van een kind noodzakelijk is. In de wet is dit als volgt geformuleerd:

De kinderrechter kan op verzoek van de raad voor de kinderbescherming of het openbaar ministerie een gecertificeerde instelling, belasten met de voorlopige voogdij over de minderjarige indien het dringend en onverwijld noodzakelijk is om in de gezagsuitoefening over de minderjarige te voorzien teneinde de belangen van de minderjarige te kunnen behartigen.

Voorlopige voogdij wordt bijvoorbeeld toegepast in situaties waarbij de ouders in de uitoefening van het gezag zijn geschorst (art. 1:268 BW). De feitelijke gezagsuitoefening komt dus bij de GI (Jeugdzorg) te liggen. In de wet is een vervaltermijn van drie maanden opgenomen.  

Beslissing zonder voorafgaand verhoor

De wet biedt ruimte om de beslissing tot schorsing en voorlopige voogdij zonder voorafgaand verhoor te laten plaatsvinden (zie art. 800 lid 3 Rv). Deze werkwijze is gereserveerd voor gevallen waarbij horen voorafgaand aan de maatregel een groot risico voor het kind betekent. In de praktijk betekent dit dat de Raad voor de Kinderbescherming met de kinderrechter telefoneert en toelicht waaruit de acute en ernstige bedreiging voor het kind bestaat en waarom deze maatregel ‘dringend en onverwijld’ noodzakelijk is. Wanneer ouders niet gehoord worden, verplicht de wet dat ouders binnen veertien dagen na de beslissing de gelegenheid krijgen om hun mening kenbaar te maken. Deze praktijk is vergelijkbaar met de praktijk van spoeduithuisplaatsingen (vaak in combinatie met een voorlopige ondertoezichtstelling) waarbij ouders meestal ook niet vooraf worden gehoord. Rechtbanken proberen dan vaak wel binnen enkele dagen de zaak op zitting te laten komen. Op de praktijk van spoeduithuisplaatsingen is op dit moment veel kritiek.

Gehoord en dan…

De casus betreft ouders die in de uitoefening van het gezag over hun pasgeboren baby waren geschorst. In het kort kwam de situatie erop neer dat moeder de baby naar huis had meegenomen zonder toestemming van de artsen. De artsen hadden daarop met Veilig Thuis gebeld omdat de thuissituatie niet veilig werd geacht. De zaak werd nog diezelfde middag door de Raad voor de Kinderbescherming aan de kinderrechter voorgelegd en de ouders werden geschorst in hun gezag en de kinderrechter sprak een voorlopige voogdijmaatregel uit. De baby is nog dezelfde dag door de ouders terug naar het ziekenhuis gebracht. Acht dagen na deze beslissing vond alsnog de zitting plaats waarin de kinderrechter met de ouders sprak. Ter zitting gaf de kinderrechter aan dat ouders weliswaar gehoord konden worden, maar dat dat niets zou veranderen aan de maatregel die reeds in rechte vaststond. Ouders moesten in hoger beroep gaan wanneer ze zich niet in de opgelegde maatregelen konden vinden. De kinderrechter zou een proces-verbaal van de zitting opmaken. Feitelijk komt deze redenering erop neer dat zonder wederhoor een verstrekkende beslissing wordt genomen die slechts in tweede instantie door de ouders kan worden aangevochten. Zonder alle partijen te hebben gehoord, zijn deze verstrekkende maatregelen opgelegd voor de duur van drie maanden. De vraag rijst welke functie het horen van deze ouders – na acht dagen – nog had? Immers, ouders konden enkel hun zegje doen, maar dit leidde niet tot een beslissing. De kinderrechter legde in een proces-verbaal het standpunt van ouders vast en wees de ouders op hun recht om in hoger beroep te gaan.

Rechtsgang schiet tekort

Een spoedmaatregel wordt genomen in ‘the heat of the moment’, waarbij de afweging dat de veiligheid van het kind op dit moment in het geding is, vaak het zwaarst weegt. Om de rechtspositie van betrokkenen te waarborgen, dient de wet te voorzien in een adequate rechtsgang om ‘haastige’ beslissingen alsnog aan een rechtmatigheidstoets te onderwerpen. De wet lijkt deze ruimte te bieden maar is op dit punt wat cryptisch. In art. 1:241 lid 5 staat:

De maatregel (van voorlopige voogdij) kan worden ingetrokken of gewijzigd door de kinderrechter die haar heeft bevolen.

In de literatuur wordt ervan uitgegaan dat de kinderrechter niet ambtshalve tot wijziging of intrekking kan beslissen. Wel kan dit verzoek worden ingediend door de Raad, de officier van justitie, de GI en eventuele andere belanghebbenden. In deze casus werd door ouders een verzoek tot intrekking ingediend, maar dit verzoek werd door de kinderrechter niet in behandeling genomen omdat deze zitting slechts was bedoeld om ouders te horen.

Mijns inziens had in deze casus een minder verstrekkende maatregel van ondertoezichtstelling op dat moment ook volstaan. Dat bleek zeker het geval toen de Raad voor de Kinderbescherming een maand later tot intrekking van de maatregelen verzocht en ook geen reden zag om een andere kinderbeschermingsmaatregel te verzoeken. Wanneer het horen van partijen niet tot enig rechtsgevolg leidt, mist het hoorrecht ieder doel, iets wat mijns inziens strijdig is met het recht op een eerlijk proces (art. 6 EVRM). Wat mij betreft voorziet de wettekst op dit moment niet adequaat genoeg in een gezonde rechtspositie van ouders, nu niet duidelijk genoeg is welke partijen om intrekking van de maatregel kunnen verzoeken.  

Bron: zaaknummer C/10/619824 / JE RK 21-1540 (proces-verbaal).  

Zie deze uitspraak waar de Raad voor de Kinderbescherming op zitting verzoekt tot intrekking van de voorlopige voogdijmaatregel. Dit verzoek werd wel door de rechtbank gehonoreerd.

Deel dit artikel

Expertises