In verschillende branches (waaronder de bouw) is het niet ongebruikelijk om geschillen te beslechten via arbitrage in plaats van via de rechtspraak. Hoewel een arbitraal vonnis normaal gesproken het geschil bindend beëindigd, is het onder bepaalde omstandigheden mogelijk dat een arbitraal vonnis alsnog wordt vernietigd door een rechter. Dat kan bijvoorbeeld wanneer de arbiters zich niet aan hun opdracht hebben gehouden, hun vonnis ondeugdelijk motiveren of gedurende de procedure fundamentele beginselen van procesrecht schenden. Een partij die van arbiters ongelijk heeft gekregen, kan dus alsnog mogelijkheden hebben bij de rechter. Het is dan wel zaak dat in de dagvaarding de gronden voor de vordering tot vernietiging goed worden neergelegd; het is niet mogelijk om gedurende de procedure nog nadere gronden voor de verlangde vernietiging aan te dragen. De Hoge Raad heeft dat in een recent arrest (22 maart 2013) nog eens verduidelijkt en benadrukt.

Het ging in deze kwestie om de bouw van een spoorlijn. Een consortium van bedrijven (Güris c.s.) sloot een aannemingsovereenkomst met Bursa Büyüksehir Belediyesi (kortweg: Bursa) om een spoorweg aan te leggen in Turkije. Tussen partijen ontstond vervolgens een geschil over de wijze van uitvoering en afwikkeling van deze overeenkomst. De tekst van de overeenkomst vereiste in dat geval arbitrage in
’s-Gravenhage. Aldus geschiedde. De arbiters oordeelden ten gunste van het consortium Güris c.s. en veroordeelden Bursa tot het betalen van iets minder dan 8 miljoen euro. Dit arbitraal vonnis behelsde zowel een beslissing over schadevergoeding als over de kosten van de arbitrage.

Bursa liet het er echter niet bij zitten en wendde zich tot de Rechtbank ’s-Gravenhage. Zij vorderde vernietiging van het arbitraal vonnis, zowel de beslissing over de schadevergoeding als de beslissing over de kosten van de arbitrage. Tegen beide beslissingen werden diverse gronden aangevoerd. Zo zouden de arbiters hun opdracht te buiten zijn gegaan en hun beslissing over de schadevergoeding niet goed hebben gemotiveerd. De rechtbank wees de vordering echter af en liet het arbitraal vonnis in stand.

Bursa is daartegen in hoger beroep gegaan bij het Hof ’s-Gravenhage. Bij het Hof betoogde Bursa verder dat de beslissing over de kosten van de arbitrage ondeugdelijk gemotiveerd was. Deze grond voor vernietiging was in de dagvaarding bij de rechtbank echter slechts aangevoerd tegen de beslissing over de schadevergoeding, niet tegen de beslissing over de kosten. Het Hof beschouwde dit als een ongeoorloofde uitbreiding van de gronden en liet, net als de rechtbank had gedaan, het arbitraal vonnis in stand.

Bij de Hoge Raad betoogde Bursa dat reeds bij dagvaarding was gesteld dat het arbitraal vonnis niet deugdelijk gemotiveerd was. Dat bij de rechtbank deze klacht aanvankelijk gericht werd tegen de beslissing over de schadevergoeding, zou geen probleem zijn, omdat het juridische en feitelijke standpunt gedurende de procedure immers verder uitgewerkt mag worden. Volgens Bursa had het Hof daarom niet voorbij mogen gaan aan de klacht over de motivering van de beslissing over de kosten.

De Hoge Raad verwerpt dit betoog van Bursa. De wet eist dat in de dagvaarding alle gronden voor de verlangde vernietiging worden aangevoerd. Tijdens de procedure mag het juridische en feitelijke standpunt wel verder worden uitgewerkt, maar dat gaat niet zover dat lopende de procedure gronden tegen de ene beslissing ook mogen worden aangevoerd tegen een andere beslissing – al gaat het om één arbitragevonnis. Bursa slaagt er dus niet in het arbitraal vonnis vernietigd te krijgen.

Wie te maken krijgt met een onwelgevallig arbitragevonnis en besluit dit aan te vechten bij de rechter, doet er dus goed aan de procedure vanaf het begin zorgvuldig en volledig in te steken. Tijdens de procedure kan het standpunt juridisch en feitelijk wel verder worden uitgewerkt, maar de gronden van het standpunt moeten vanaf de dagvaarding duidelijk zijn.

Deel dit artikel

Expertises