Jaco van den Brink

Nog maar twee jaar geleden werd de Wet Passend Onderwijs van kracht (augustus 2014). Sindsdien heeft  de juridische duidelijkheid over de bijbehorende rechten en plichten zich in snel tempo ontwikkeld. Dit lijkt mede het geval dankzij de diverse commissies van Stichting Onderwijsgeschillen, met name de Geschillencommissie Passend Onderwijs (GPO).

Zie ook: Passend onderwijs: toelating en verwijdering. Wanneer is verwijdering passend?

Geschillencommissie Passend Onderwijs

De stroom aan uitspraken en adviezen van de GPO is zeker niet opgedroogd, maar wel is daaruit een consequent richtinggevend kader op te maken omtrent de zorgplicht van scholen voor leerlingen met een ondersteuningsbehoefte. Het gezag van de commissie lijkt relatief groot: hoewel de uitspraken formeel niet bindend zijn, wordt er bij de ‘reguliere’ rechter erg weinig geprocedeerd over passend onderwijs, en over toelating en verwijdering van leerlingen.

Het inhoudelijke kader voor verwijdering van leerlingen vanwege handelingsverlegenheid, zoals geschetst in mijn blog van 21 juli 2015, geldt nog steeds. Waar een school verder nauwkeurig op moet letten, zijn de criteria en procedures zoals omschreven in de eigen interne documenten van de school, met name het Schoolondersteuningsprofiel (SOP). Een tussentijdse juridische toets of deze documenten aan de eisen voldoen, en voldoende flexibiliteit bieden, is niet overbodig.

Bezwaaradviescommissie TLV

Een tussentijdse juridische toets of deze eigen criteria en procedures aan de eisen voldoen, en voldoende flexibiliteit bieden, is niet overbodig.

Ook van de toelaatbaarheidsverklaringen (TLV)’s geldt dat de Bezwaaradviescommissie Toelaatbaarheidsverklaringen adviezen heeft uitgebracht die tezamen een helder beeld geven van de eisen die worden gesteld aan de onderbouwing van een TLV (met name het afgelopen jaar). Ook hier gaat het om adviezen aan een samenwerkingsverband (SWV), die het SWV moet meewegen in het besluit op het bezwaar tegen een eerder gegeven TLV (of de weigering daarvan). Daarna is het mogelijk om tegen dit besluit op bezwaar beroep in te stellen bij de gewone bestuursrechter. Er is echter, voor zover mij bekend, slechts één rechtbankuitspraak gepubliceerd van een bestuursrechtelijk beroep tegen een TLV (waarin het beroep ongegrond werd verklaard). Dit duidt erop dat de Bezwaaradviescommissie over het algemeen gezaghebbende adviezen uitbrengt.

Een greep uit de belangrijkste eisen die de Bezwaaradviescommissie stelt

  • Een dragende motivering van een TLV is belangrijk (met name wanneer er verschil van mening is tussen ouders en school). De motivering moet verwijzen naar het deskundigenadvies, het ontwikkelingsperspectief en de andere rapportages, en in voorkomende gevallen uitleggen waarom het SWV de visie van de school volgt over de handelingsverlegenheid en niet die van de ouders.

  • De TLV moet ondertekend zijn door de bestuurder van het SWV, en voorzien zijn van een deskundigenadvies dat ook weer ondertekend is door de geraadpleegde deskundigen.

  • Het Ondersteuningsplan van het SWV blijkt een belangrijke rol te spelen voor de Bezwaaradviescommissie. Uit de onderbouwing van de TLV of het deskundigenadvies moet blijken dat de criteria uit het Ondersteuningsplan zijn toegepast. De praktijk leert wel dat elk geval (elke leerling) uniek is, en dat betekent dat een SWV moet zorgen dat het Ondersteuningsplan voldoende flexibiliteit biedt om elke aanvraag ook op zichzelf te beoordelen. Wellicht kan het, na twee jaar passend onderwijs, geen kwaad om het Ondersteuningsplan tussentijds op dit punt goed tegen het licht te houden – in overleg met de Ondersteuningsplanraad;

  • Ook voor wat betreft de te volgen procedure (na een bezwaar van ouders) moet het SWV zich houden aan de richtlijnen uit het Ondersteuningsplan. Hoor en wederhoor is in elk geval van belang: de ouders moeten de gelegenheid krijgen zich uit te laten over de (school)rapporten waarop de deskundigen van het SWV zich baseren;

  • Een SWV-bestuur moet zich realiseren dat het bij TLV-besluiten een bestuursorgaan is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Dat schept specifieke verplichtingen.

Overigens, hoe bruikbaar deze jurisprudentielijnen ook zijn, de kans is klein dat dit op termijn leidt tot minder werk voor de geschillencommissies (zo leert de ervaring in andere rechtsgebieden). Elk geval staat immers op zichzelf. De juridisering die het onderwijs (en de zorgplicht van scholen) heeft ondergaan kan verschillend worden gewaardeerd, maar is moeilijk terug te draaien.

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises