Natasja Barské-Gelling

Ten aanzien van bepaalde onderwerpen vereist de wet toestemming van de huwelijkspartner of geregistreerd partner. Dit toestemmingsvereiste geldt onder meer voor het aangaan van overeenkomsten die strekken tot zekerheidsstelling.

Ten aanzien van bepaalde onderwerpen vereist de wet toestemming van de huwelijkspartner of geregistreerd partner. Dit toestemmingsvereiste geldt onder meer voor het aangaan van overeenkomsten die strekken tot zekerheidsstelling. Het is niet mogelijk om de werking van het toestemmingsvereiste in de huwelijkse voorwaarden uit te sluiten. Toch voorziet de wet ook in uitzonderingen op deze regel. Een van die uitzonderingen ziet op de ondernemer die overeenkomsten aangaat strekkende tot aansprakelijkheid voor schulden of borgstelling voor derden in de ‘normale uitoefening van beroep of bedrijf’.

Het toestemmingsvereiste

Een goed begrip van de rechtspraak hierover vereist een korte schets van de achtergrond van dit wetsartikel. De oorsprong van het toestemmingsvereiste ligt namelijk in het beginsel van gezinsbescherming. In dat licht achtte de wetgever een wezenlijke beperking van de handelingsbevoegdheid van echtgenoten noodzakelijk.

Op een later moment heeft de wetgever evenwel een extra uitzondering gemaakt voor de bestuurder-aandeelhouder van een NV of BV om te voorzien in de behoefte van de praktijk. Toestemming is daarom ook niet vereist voor rechtshandelingen tot zekerheid van 1) de bestuurder van een NV of BV die 2) alleen of met zijn medebestuurders de meerderheid van de aandelen houdt en 3) zijn werk verricht ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf. 

Normale uitoefening van het bedrijf

Maar wat betekent de ‘normale uitoefening van het bedrijf’? Gelet op de beschermingsgedachte van het toestemmingsvereiste moet dit begrip niet ruim worden geïnterpreteerd. Uit de rechtspraak [1] volgt dat hiervoor beoordeeld moet worden of de rechtshandeling die strekt tot zekerheid zelf behoort tot de normale uitoefening van het bedrijf. Anders gesteld: het gaat erom dat de rechtshandeling niet afwijkt van datgene wat gangbaar of gebruikelijk is in de onderneming. Het is onvoldoende indien een handeling enkel ten gunste komt van de onderneming. In dit opzicht zijn de omstandigheden van het bedrijf dus cruciaal. Het leidt in de praktijk dan ook regelmatig tot discussie.

Aangaan van financiering

Over het algemeen wordt het aangaan van financiering beschouwd als onderdeel van de normale bedrijfsuitoefening. Dit kan evenwel anders zijn indien een onderneming bijvoorbeeld in zwaar weer verkeert. Zo oordeelde de Hoge Raad eerder dat een overbruggingskrediet niet ten behoeve van de normale bedrijfsuitoefening was aangegaan, omdat zonder extern kapitaal de beëindiging van de kredietrelatie en het faillissement aanstaande was. Een ander voorbeeld waarin toestemming was vereist, betreft de zaak waarin een ondernemer zich als borg had verbonden voor een lening bij een online platform dat krediet verstrekt door middel van crowdfunding namens diverse investeerders. Het Gerechtshof oordeelde dat deze lening buiten de normale uitoefening van het bedrijf viel, vanwege de diverse bijzondere kenmerken in vergelijking met regulier bankkrediet.

Conclusie

Bij het aangaan van rechtshandelingen die strekken tot zekerheidsstelling moet een ondernemer zich bewust zijn van de mogelijke aanwezigheid van het toestemmingsvereiste. Als toestemming niet is gegeven, terwijl de wet dit wel vereist, kan de rechtshandeling door de echtgenoot vernietigd worden. Wanneer toestemming is vereist, maar deze niet is gegeven, dan kan de echtgenoot ook achteraf nog toestemming geven. 

[1] Zie HR 14 april 2000, NJ 2000/689 (Soetelieve/Stienstra) en HR 8 juli 2005, NJ 2006/96 (Rabobank van Hees).

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises