Niet eerder heeft een rechter zich uitgelaten over de zorgbonus, maar de kantonrechter hier maakt duidelijk dat de zorgbonus geen afdwingbaar recht is voor werknemers.
Een apotheekmedewerker is al bijna negen jaar in dienst als haar werkgever een ontbindingsverzoek indient tot beëindiging van het dienstverband. De apotheek had haar kort tevoren een vaststellingsovereenkomst aangeboden, maar omdat werknemer daar niet op in wilde gaan, had werkgever geen andere keuze dan naar de rechter te gaan. Volgens de apotheek was er jarenlang sprake van een moeizame arbeidsverhouding waar maar geen verbetering in leek te komen. Het aanbod van een vaststellingsovereenkomst had zij dus gedaan ‘om voor beide partijen tot een oplossing te komen voor een uitzichtloze situatie’. Maar volgens de medewerker was daarvan helemaal geen sprake. Er zouden volgens haar nooit gesprekken zijn gevoerd en de vaststellingsovereenkomst kwam voor haar als donderslag bij heldere hemel. Sterker nog: een donderslag die haar niet in de koude kleren was gaan zitten. Door deze actie van werkgever was er nu iets geknapt bij de medewerker, waardoor de arbeidsverhouding door toedoen van werkgever nu wél verstoord was geraakt.
Voor de kantonrechter was dat dus geen vraag meer, nu partijen het er immers over eens zijn dat de arbeidsovereenkomst vanwege een verstoorde arbeidsverhouding moet worden ontbonden. Lastiger is de vervolgvraag: de werknemer heeft in elk geval recht op de wettelijke transitievergoeding, maar is er daar bovenop ook aanleiding voor een billijke vergoeding? Een billijke vergoeding is alleen aan de orde in de uitzonderlijke situatie dat een werkgever ernstig verwijtbaar jegens een werknemer handelt. Volgens de kantonrechter was die uitzonderlijke situatie hier aan de orde. Nergens bleek uit dat er de afgelopen jaren al sprake was van een moeizame verhouding, laat staan dat werkgever hier eerder werk van heeft gemaakt. Door zonder duidelijke aanleiding vanuit het niets aan te sturen op het beëindiging na een dienstverband van bijna negen jaar, maakt dat de apotheek een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Bovenop de transitievergoeding van € 5.500 wijst de kantonrechter daarom bijna € 35.000 aan billijke vergoeding toe.
Recht op zorgbonus?
Tot zover al een interessante uitspraak, maar wel een casus die - ondanks de blijvende onzekerheid wanneer nu precies wel en niet sprake is van ernstig verwijtbaar handelen - redelijk veel voor komt. De uitspraak is echter om een andere reden veel baanbrekender, namelijk vanwege de vraag of een zorgmedewerker wel of geen aanspraak kan maken op de zorgbonus. Omdat de werkneemster in 2020 geen zorgbonus ontvangen had, verzocht zij hier in de ontbindingsprocedure als ‘nevenvordering’ alsnog om haar de corona-zorgbonus toe te kennen.
De apotheek had voor deze werknemer geen zorgbonus vanwege de coronacrisis aangevraagd, omdat de werkgever daartoe niet verplicht was. Weliswaar was deze medewerker de enige die geen zorgbonus had ontvangen, maar volgens werkgever was dat te rechtvaardigen omdat zij als enige werknemer geen contact had met klanten. De kantonrechter oordeelt in algemene bewoording op dit punt duidelijk dat er geen juridische grondslag bestaat waarop een werkgever verplicht kan worden een zorgbonus aan te vragen.
Niet eerder heeft een rechter zich uitgelaten over de zorgbonus, maar de kantonrechter maakt hier duidelijk dat de zorgbonus geen afdwingbaar recht is voor werknemers. Oftewel: een zorgwerkgever heeft hierin de ruimte een eigen keuze en afweging te maken!