Bertjan Agteresch

Werkgevers in het onderwijs besluiten soms tot overplaatsing van een werknemer. Deze werknemer wordt dan op een andere instelling geplaatst.

Werkgevers in het onderwijs besluiten soms tot overplaatsing van een werknemer. Deze werknemer wordt dan op een andere instelling geplaatst. Dan kan vrijwillig, maar ook onvrijwillig. Soms is overplaatsing bittere noodzaak. Maar wanneer en hoe mag de werkgever dat middel inzetten? In deze blog ga ik in op overplaatsing in het onderwijs. Daarbij bespreek ik de CAO PO en CAO VO. Ook ga ik in op enkele recente uitspraken van de Commissie van beroep funderend onderwijs. 

Wat zegt de CAO?

CAO PO

In de CAO voor het primair onderwijs (CAO PO) geeft artikel 10.5 regels voor overplaatsing van werknemers. Het uitgangspunt is dat overplaatsing vrijwillig plaatsvindt. Dat betekent werkgever en werknemer gezamenlijk afspraken maken over de overplaatsing. Dat kan in elke situatie.

Een werkgever kan soms ook besluiten tot onvrijwillige overplaatsing. In die gevallen wordt de werknemer de overplaatsing opgelegd. De werknemer wordt dus gedwongen. Artikel 10.5 lid 2 CAO PO geeft de omstandigheden weer wanneer de werkgever mag overgaan tot onvrijwillige overplaatsing. Die gronden zijn limitatief:

  • Als sprake is van een formatietekort bij een (andere) instelling;

  • Als sprake is van een conflictsituatie, waarbij overplaatsing noodzakelijk is om tot werkbare verhoudingen te komen;

  • Als sprake is van disfunctioneren;

  • Op advies van de Arbodienst of de bedrijfsarts;

  • In andere door de werkgever met name genoemde zwaarwichtige omstandigheden.

De werkgever die zich heeft voorgenomen de werknemer over te plaatsen, moet met de werknemer in overleg treden. Eventuele afspraken moeten schriftelijk worden vastgelegd. In dat overleg inventariseert de werkgever hoe de werknemer tegenover de voorgenomen overplaatsing staat. Als de werknemer niet vrijwillig instemt met overplaatsing, geeft lid 5 aan wat in het overplaatsingsbesluit moet staan. Dan moet de werkgever in het besluit opnemen hoe hij de belangen van de werkgever en werknemer tegen elkaar heeft afgewogen.

De werknemer kan tegen het besluit van de werkgever beroep instellen bij de Commissie van beroep funderend onderwijs (artikel 12.1 CAO PO). De werkgever moet in het besluit deze mogelijkheid tot beroep aan de werknemer meedelen. Het beroep door de werknemer moet binnen 6 weken na mededeling van het besluit van de werkgever worden ingesteld. Uitspraken van de Commissie van beroep zijn bindende adviezen.

CAO VO

In de CAO voor het voortgezet onderwijs (CAO VO) is de overplaatsing te vinden in artikel 17.4. Dit artikel komt grotendeels overeen met artikel 10.5 CAO PO. Ook hier geschiedt overplaatsing in principe vrijwillig. De limitatieve gronden voor onvrijwillige overplaatsing zijn ongeveer hetzelfde. Tekstueel zijn er wel verschillen waar te nemen. Ook staat het advies van de Arbodienst tot overplaatsing niet genoemd.

De route om tot overplaatsing te komen is eigenlijk hetzelfde als in het primair onderwijs. Als de werkgever een voornemen heeft tot overplaatsing, moet overleg plaatsvinden met de werknemer. Daarbij wordt gesproken over de aanstaande overplaatsing. Werkgever en werknemer proberen dan op een lijn te komen. Lukt dat niet, kan werkgever overgaan tot onvrijwillige overplaatsing. Dan geldt een verzwaarde motiveringsplicht voor de werkgever. De afweging van belangen moet uit het besluit blijken.

Ook nu kan de werknemer beroep instellen bij de Commissie van beroep funderend onderwijs (artikel 19 CAO VO). Dat moet de werkgever aan de werknemer meedelen.

Uitspraken van Commissie van beroep

Aan het eind van 2020 heeft de Commissie van beroep funderend onderwijs drie uitspraken gewezen waarin sprake was van overplaatsing. Deze uitspraken ga ik kort langs.

Uitspraak 109417

Een uitspraak van 5 november 2020 ziet op een leerkracht uit het primair onderwijs. [1] Hij werkte 0,4 fte in groep 8. Dat deed hij met een duo-partner. In het schooljaar 2019-2020 komen bij de schoolleiding diverse klachten van ouders binnen. De leerkracht zou emotioneel instabiel zijn, wisselende buien hebben en snel agressief worden. Hierdoor komen leerlingen opvallend boos en ongelukkig thuis. Enkele ouders dienen zelfs een officiële klacht in bij het CvB over het gedrag van de leerkracht en het onveilige klimaat in de klas. Hierop laat de school door een externe onderzoeker de klachten onderzoeken. Deze externe onderzoeker adviseert regelmatig voortgangsgesprekken met de leerkracht te voeren. De werkgever neemt geen halve maatregelen en stelt de leerkracht voor het blok: óf overplaatsing óf vertrek. Daaropvolgende gesprekken met de leerkracht lopen spaak. Hierop besluit de werkgever tot onvrijwillige overplaatsing.

De Commissie oordeelt dat de werkgever geprobeerd heeft met de werknemer in gesprek te treden. Dit gesprekken heeft de werknemer gefrustreerd. De werkgever heeft voldoende gemotiveerd op welke manier hij de wederzijdse belangen heeft gewogen. Ook bestaat volgens de Commissie voldoende belang van de werkgever om tot overplaatsing over te gaan. Dit met name door de problemen met ouders en de vertrouwensbreuk met de schoolleiding.

Uitspraak 109409

Deze uitspraak ziet op een docent Beeldende Vorming uit het voortgezet onderwijs. [2] Deze docent kwam in conflict met zijn directe collega, over o.a. het opruimen van het klaslokaal. Daarna escaleert de verhouding tussen docent en school. De docent kaart allerlei zaken bij de werkgever aan. De werkdruk zou te groot zijn, hij zou niet worden gehoord in zijn ideeën over de inrichting van het klaslokaal en er is een gebrek aan professionele ondersteuning. De werkgever biedt coaching aan om docent te helpen met communiceren. De docent meldt zich daarop ziek. Daarna mislukt nog een door werkgever geïnitieerd mediationtraject. De werkgever neemt daarop het besluit dat de werknemer zal worden overgeplaatst.

De Commissie oordeelt dat de werkgever meer dan genoeg heeft geprobeerd om tot werkbare verhoudingen te komen. Er bestaat een vertrouwensbreuk aan de zijde van de werkgever, zodanig dat sprake is van een conflictsituatie tussen de docent en de werkgever. De overplaatsing is volgens de Commissie terecht.

Uitspraak 109461

Deze uitspraak betreft een docent geschiedenis op het voortgezet onderwijs. [3] Zijn pedagogische vaardigheden worden door meerdere ouders ter discussie gesteld. Ook bestaan twijfels over het functioneren. De werkgever laat daarop een leerlingenenquête afnemen. In de daaropvolgende gesprekken tussen de docent en de werkgever verhardt de verhouding. De werknemer toont onvoldoende zelfreflectie en stelt zich vierkant op. Daarop volgt nog een mislukt mediationtraject. De werkgever besluit tot overplaatsing.

De overplaatsing houdt echter geen stand. Volgens de Commissie heeft geen zorgvuldige belangenafweging plaatsgevonden. De docent wordt namelijk herplaatst op een school waar geen volwaardige lessen geschiedenis worden gegeven. Daar heeft de werkgever onvoldoende rekenschap van gegeven. De werkgever had moeten motiveren waarom deze plek voor de werknemer dan toch passend zou zijn. Dat heeft de werkgever niet gedaan. De overplaatsing zelf was volgens de Commissie wel terecht.

Tot slot

De Commissie toetst in haar uitspraken strak de criteria van de CAO PO en CAO VO op het punt van overplaatsing. Werkgevers doen er goed aan om die lijn secuur te volgen. Dat geeft tegelijkertijd gemak: de CAO bevat een mooi spoorboekje om te komen tot overplaatsing. Dat lijkt in de praktijk goed te functioneren.

[1] Commissie van beroep funderend onderwijs 5 november 2020, uitspraak 109417
[2] Commissie van beroep funderend onderwijs 4 december 2020, uitspraak 109409
[3] Commissie van beroep funderend onderwijs 4 december 2020, uitspraak 109461

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises