Catia Luis Fula
Helaas komt het wel eens voor. Partijen spreken in het kader van een echtscheiding af dat de woning wordt overgenomen door één van de echtgenoten, maar achteraf blijkt dit financieel helemaal niet haalbaar te zijn.
Helaas komt het wel eens voor. Partijen spreken in het kader van een echtscheiding af dat de woning wordt overgenomen door één van de echtgenoten, maar achteraf blijkt dit financieel helemaal niet haalbaar te zijn. Verkoop zou dan de logische volgende stap kunnen zijn, maar dit wordt niet altijd op deze manier tussen partijen vastgelegd. Het gevolg kan dan zijn dat de echtgenoot die de woning overneemt hier jaren de tijd voor neemt en de andere echtgenoot al die jaren hoofdelijk aansprakelijk blijft voor de schuld. Totdat deze laatste echtgenoot er klaar mee is en afwikkeling van de kwestie eist. Maar op welke manier? Daar moest de rechtbank Midden-Nederland over oordelen in een recente kwestie.
Wat was er aan de hand?
Partijen hadden in 2012 de echtscheiding in goed overleg geregeld. De woning zou tegen een waarde van € 249.000 worden overgenomen door de man. Hoewel in het convenant was afgesproken dat de woning binnen 6 maanden aan de man zou worden geleverd, was dit in 2020 nog steeds niet gebeurd. Wanneer de vrouw komt aankloppen, geeft de man aan dat hij meerdere pogingen heeft gedaan om de vrouw te laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheek. Hij kampt echter met financiële problemen en een BKR-registratie die het ontslag in de weg staan, maar met wat extra tijd zou dit opgelost moeten zijn. De vrouw laat het er niet bij zitten en vordert bij de rechtbank dat de woning alsnog aan de man wordt toegedeeld, maar nu tegen de huidige marktwaarde die naar verwachting enorm gestegen zal zijn. De rechtbank moet dus een knoop doorhakken over de waarde waartegen de man de woning over kan nemen, maar ook over wat er moet gebeuren als de man de woning niet over kan nemen.
De bedoeling van partijen
Om te begrijpen waar de discussie over gaat, moet de tekst van het convenant erbij worden gepakt. Er zijn hierin eigenlijk de volgende relevante afspraken gemaakt over de woning: (1) de man zal de woning overnemen voor de waarde van € 249.000, onder de verplichting om de hypotheek voor zijn rekening te nemen. (2) Toedeling van de woning zal slechts plaatsvinden indien de vrouw wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheek. (3) De woning dient uiterlijk binnen 6 maanden na ondertekening van het convenant aan de man te worden geleverd.
Beide partijen hebben een andere visie op de tekst van het convenant. De man stelt dat de afspraak was dat hij de woning voor € 249.000 over zou nemen. Volgens hem geldt dit dus ook wanneer hij anno 2021 de woning over zou nemen. Er zou slechts een termijn zijn afgesproken van 6 maanden ten aanzien de levering, maar er zijn geen consequenties verbonden aan overschrijding van deze termijn. Levering van de woning tegen een waarde van €249.000 zou dus alsnog mogelijk moeten zijn. De vrouw ziet dit anders. Zij stelt dat het convenant zo moet worden gelezen, dat de man de woning alleen voor € 249.000 over zou nemen, indien de levering en het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid binnen 6 maanden zouden zijn geregeld.
Dubbele pech
De rechtbank is aan zet. Het oordeel luidt dat de afspraken over de woning als één geheel moeten worden gezien. De afspraak luidt dan dat de woning door de man zal worden overgenomen tegen een waarde van € 249.000, mits levering binnen 6 maanden heeft plaatsgevonden en de vrouw is ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Indien de man de woning alsnog wil overnemen, kan dit alleen tegen de actuele waarde. De man wil alsnog de kans krijgen om de woning over te nemen, maar de rechtbank maakt hier korte metten mee. De vrouw heeft 9 jaar lang geen woning kunnen kopen, omdat zij hoofdelijk aansprakelijkheid bleef voor de hypotheekschuld. Haar belang dient in dit geval te prevaleren en de woning zal dus moeten worden verkocht.
Het laatste geschilpunt gaat over de wijze waarop de verkoopopbrengst tussen partijen moet worden verdeeld. De man heeft – naar eigen zeggen – waardeverhogende investeringen in de woning gedaan en afgelost op de hypotheek. Het zou volgens hem dan ook ongerechtvaardigd zijn wanneer de vrouw een gelijk aandeel zou krijgen in de verkoopopbrengst. De rechtbank vindt dit geen reden om af te wijken van een 50/50 verdeling van de verkoopopbrengst. De vrouw was immers eigenaar van de woning, terwijl alleen de man gedurende 9 jaar het woongenot heeft gehad, zonder dat hij de vrouw hiervoor een vergoeding moest betalen. Nu de vrouw eigenaar is, heeft zij recht op de helft van de overwaarde.
Conclusie
Een bittere pil om te slikken voor de man. Dit kunnen echter de consequenties zijn wanneer een verdeling niet goed wordt afgewikkeld en er onvoldoende financieel advies wordt ingewonnen bij het maken van afspraken. Eigenlijk blijkt achteraf dat de afspraken die ten tijde van de echtscheiding waren gemaakt over de woning, niet haalbaar waren voor de man. Zijn financiële situatie liet dit niet toe. Partijen hadden er bovendien goed aan gedaan om in het convenant rekening te houden met het scenario dat de man de woning niét over zou kunnen nemen. Een wijze les om tijdens een verdeling niet alleen te kijken naar wat wenselijk is, maar ook financieel advies in te winnen om te kijken wat haalbaar is.