Erhard Koekoek

Een strijdvaardig franchisenemer van Albert Heijn heeft in cassatie de advocaat-generaal aan zijn zijde gekregen. Het geschil draait om de aansprakelijkheid van Albert Heijn voor de gevolgen van de niet gerealiseerde, maar wel geprognosticeerde omzet. Het gerechtshof is te kort door de bocht gegaan in het afwijzen van de vorderingen van franchisenemer.  

Wat is er precies aan de hand? De voormalig C1000-franchisenemer heeft bij zijn overgang naar Albert Heijn een omzetprognose ontvangen, welke door Ahold Europe en Albert Heijn zelf zijn opgesteld. Daarin werden weekomzetten van € 280.000,- tot 295.800,-  in de eerste twee jaren geprognosticeerd. In de praktijk bleek de franchisenemer slechts weekomzetten van € 210.000,- tot € 240.000,- te realiseren.

Volgens de franchisenemer heeft Albert Heijn bij het opstellen van de omzetprognose onder meer geen rekening gehouden met het verschil tussen een prijsgerichte supermarkt (C1000) en een service gerichte supermarkt (Albert Heijn). Dergelijke variabelen kunnen namelijk fors van invloed zijn op de omzet. Hoewel de rechtbank had geoordeeld dat de omzetprognose inderdaad ondeugdelijk is, ving de franchisenemer bij het gerechtshof alsnog bod.

Schatting versus prognose

In de procedure komt een interne omzetinschatting van franchisegever op tafel. Deze omzetinschatting was niet aan franchisenemer verstrekt. In deze interne omzetinschatting van eerdere datum blijkt rekening te zijn gehouden met de invloed van lokale omstandigheden op de verwachte omzet als Albert Heijn-winkel. Zo is er onder meer een nauwgezet vestigingsplaatsonderzoek verricht. Op basis hiervan worden diverse correcties toegepast op de geschatte weekomzet.

Na het beschikbaar komen van de werkelijke weekomzet van franchisenemer als C1000-winkel heeft Albert Heijn ook een omzetprognose opgesteld. Deze wordt wel gedeeld met franchisenemer. Albert Heijn ‘vergeet’ echter om ook in deze omzetprognose rekening te houden met de invloed van lokale omstandigheden op de verwachte omzet als Albert Heijn-winkel. Dit betekent dat de interne omzetinschatting en de externe omzetprognose op wezenlijk verschillende uitgangspunten berusten. Dit komt ook in de concrete cijfers tot uitdrukking. Zo wordt in de interne omzetinschatting een correctie van € 25.000,- toegepast op de weekomzet. In de nadien opgestelde omzetprognose is deze correctie niet toegepast. Het niet doorvoeren van deze correctie van € 25.000,- per week betreft echter een omzetverschil van circa € 1.250.000,- per jaar. Niet bepaald een verwaarloosbaar bedrag.

Reden waarom volgens de advocaat-generaal onderzocht had moeten worden of Albert Heijn wel voldoende is ingegaan op de te verwachten omzet voor franchisenemer als Albert Heijn-winkel. Hoewel de franchisenemer in hoger beroep duidelijk gewezen heeft op deze twee ongelijke prognoses, was het gerechtshof daar niet op ingegaan. Het gerechtshof had slechts volstaan met het oordeel dat Albert Heijn rekening mocht houden met de werkelijke weekomzetten die de franchisenemer als C1000-winkel had behaald en daaruit zou niet blijken dat de omzetprognose ondeugdelijk was. Ten onrechte, aldus de advocaat-generaal bij de Hoge Raad. Kortom, deze kwestie krijgt dankzij deze strijdvaardige franchisenemer nog wel een staartje!

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises