Anje Slootweg

Een echtscheiding waarin een directeur-grootaandeelhouder (DGA) betrokken is, roept andere en ingewikkelder vragen op dan een echtscheiding van twee partijen in loondienst. Wat is de onderneming waard? Wat is de redelijke ondernemersbeloning op basis waarvan de alimentatie moet worden vastgesteld? Welke rol hebben kasstromen in deze discussies? Gerechtshof Arnhem had op 3 maart 2020 te oordelen over een situatie die hiermee samen hangt en waarin een zeer interessante oplossingsrichting is gekozen.

Alimentatieschuld 

De mevrouw in kwestie, niet-ondernemer, in deze kwestie had op basis van een beschikking van de rechtbank recht op een keurige partneralimentatie. Recht hebben is echter nog geen recht krijgen, zo bleek aanvankelijk in deze zaak. Meneer betaalde niet. En als DGA hield hij zijn salaris zo laag dat pogingen tot beslaglegging niets uithaalden. Zijn BV deed het meer dan goed, maar mevrouw had daar niets aan, omdat het geld hoog en droog opgeborgen bleef in de BV. Zo kon het gebeuren dat de alimentatieschuld van meneer aan mevrouw, die ontstond in de periode 1997-2008, opliep tot ruim € 500.000.

BV aansprakelijk gesteld

Nadat talloze pogingen om via de reguliere wegen dit geld te vorderen op niets uitliepen, besloot de advocaat van de vrouw een creatieve route te kiezen. Hij stelde de BV van de man aansprakelijk op grond van een onrechtmatige daad. Er lagen diverse rapporten van deskundigen waaruit bleek dat de vennootschap aan de man een veel hoger salaris zou kunnen toekennen dan feitelijk gebeurde. Op basis van dit hogere salaris was de alimentatie ooit ook berekend. Er was, aldus deze rapporten, sprake van een onderneming met een zeer goede vermogenspositie, waardoor het uitkeren van dividenduitkeringen geen enkel probleem zou zijn.

Het hof oordeelt dat de man geen plausibele verklaring heeft gegeven voor de hoogte van de beloning die hij zichzelf als bestuurder heeft toegekend. Die uitleg had te meer op zijn weg gelegen in het licht van de omstandigheid dat hij gedurende zeer lange tijd, ondanks meerdere rechterlijke uitspraken, onwillig is geweest om tot betaling van de partneralimentatie over te gaan. Daarmee staat vast dat de man zichzelf als bestuurder van de BV een te lage beloning heeft toegekend met het oogmerk om verhaal door de vrouw van haar alimentatievordering te frustreren.

Onrechtmatige daad

Het hof is, met de rechtbank, van oordeel dat onder deze omstandigheden kan worden gesproken van een onrechtmatige daad van de BV jegens de vrouw, waarvoor de BV aansprakelijk is. Dit leidt er dan, na al die jaren, toe dat de vrouw eindelijk haar vordering kan incasseren. De vordering op de BV is immers, anders dan de vordering op de man, wél te verhalen, gezien de uitstekende vermogenspositie van deze BV.

Deze uitspraak roept wel wat vragen op. De vrouw was immers niet met de BV getrouwd, maar met de man. Mogelijk speelt hierbij een rol dat in hoger beroep door de advocaat van de man geen punt is gemaakt van het feit dat het onrechtmatig handelen van de man wordt toegerekend aan de BV. Wellicht krijgt deze uitspraak nog een interessant vervolg in cassatie bij de Hoge Raad. Voor nu biedt het voor niet-ondernemers in elk geval een extra mogelijkheid om niet betaalde alimentatie, verschuldigd door een DGA die geen verhaal biedt, toch te incasseren.

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises