De voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag heeft op 13 februari 2013 een vonnis gewezen, dat pas op 29 oktober 2014 is gepubliceerd, waarin de vraag aan de orde komt in hoeverre een branchevereniging een kort geding kan opstarten over (de eisen in) een aanbestedingsprocedure.1

Door het Nederlands Genootschap voor Tolken en Vertalers was een kort geding aanhangig gemaakt tegen een aanbestedingsprocedure van de Nederlandse staat met betrekking tot de inkoop van vertaaldiensten. Volgens het genootschap, aan te merken als branchevereniging, was de wijze waarop werd aanbesteed in strijd met het beginsel van proportionaliteit en met de in acht te nemen zorgvuldigheid. Ook zou de uitvoering van de overeenkomst volgens het genootschap leiden tot strijd met de mededingingsregels.

Volgens de Haagse voorzieningenrechter is het genootschap ontvankelijk in haar vorderingen, maar slagen die vorderingen niet omdat het genootschap niet is aan te merken als potentiële inschrijver en worden haar belangen dus door deze aanbesteding niet geraakt.

Volgens de Haagse voorzieningenrechter is het genootschap ontvankelijk in haar vorderingen, maar slagen die vorderingen niet omdat het genootschap niet is aan te merken als potentiële inschrijver en worden haar belangen dus door deze aanbesteding niet geraakt.

Tweetrapsraket
De uitkomst van deze redenering is merkwaardig. Aan de ene kant meent de rechtbank dat het genootschap kwalificeert als vereniging in de zin van artikel 3:305a lid 1 BW.2 Omdat het genootschap krachtens haar statuten de belangen van vertalers en tolken behartigt, mag het op grond van genoemd artikel een rechtsvordering instellen om die belangen te behartigen. Het tweede deel van de tweetrapsraket in het oordeel van de rechtbank lijkt daar echter haaks op te staan:

“Vaststaat dat het Genootschap niet is aan te merken als potentiële inschrijver. Dat haar individuele leden dat wel zijn, heeft het Genootschap niet gesteld en dat is ook overigens niet gebleken. In die hoedanigheid wordt het genootschap door de keuze die de Staat heeft gemaakt dus niet geraakt en in zoverre komt haar een beroep op het proportionaliteitsbeginsel niet toe.”

Mijns inziens valt niet in te zien waarom het genootschap niet de belangen mag behartigen van potentiële inschrijvers. Vastgesteld is immers reeds dat het genootschap die belangen behartigt in overeenstemming met artikel 3:305a BW. Derhalve gaat de redenering niet op dat het genootschap niet wordt geraakt door de eventuele strijd met het proportionaliteitsbeginsel. De belangen die het genootschap behartigt worden juist wel geraakt.

Conclusie
Het weinig bevredigende vonnis laat zien dat het riskant is op te treden namens (alleen) een branchevereniging in een  kort geding over een aanbesteding. Wellicht dat de uitspraak anders zou zijn uitgepakt indien het genootschap expliciet had betoogd dat haar individuele leden aan te merken zijn als potentiële inschrijvers. In het verleden is er wel geprocedeerd door brancheverenigingen, bijvoorbeeld door de Stichting Aanbestedingen MKB, waarbij de ontvankelijkheid geen punt van discussie was en de inhoudelijke bezwaren van de vereniging gewoon werden behandeld.3 Het is dan ook verwarrend dat in deze zaak op deze wijze wordt omgegaan met de vorderingen van het Genootschap voor Tolken en Vertalers.

Brancheverenigingen die willen opkomen tegen onredelijke of disproportionele eisen doen er - zekerheidshalve - goed aan hun vorderingen tezamen met potentiële inschrijvers in te stellen. Mocht dat niet mogelijk of zeer onwenselijk zijn dan is het van belang die ontvankelijkheid expliciet te onderbouwen in de kort geding dagvaarding en daarbij te bewijzen dat opgetreden wordt namens potentiële inschrijvers.4

--
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met mr. G.L. Weerheim, advocaat aanbestedingsrecht.

1 Vzr. Rb. Den Haag, 13 februari 2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:2188
2 Dit artikel luidt: “Een stichting of vereniging met volledige rechtsbevoegdheid kan een rechtsvordering instellen die strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen, voor zover zij deze belangen ingevolge haar statuten behartigt.”
Zie Vzr. Rb. Arnhem, 20 februari 2008, ECLI:NL:RBARN:2008:BC4705
4 Hoewel bij het schrijven van dit blog de grootst mogelijke zorgvuldigheid is betracht, kunnen hieraan geen rechten worden ontleend. Marktpartijen of aanbestedende diensten wordt ten allen tijde geadviseerd contact op te nemen ten einde een advies op maat te kunnen geven.

Deel dit artikel

Expertises