(Per abuis is de introtekst in de infomail overgenomen van de vorige blog van Maria Vermeulen. U leest hier echter de juiste tekst.)

Afgelopen voorjaar maakte ik een indrukwekkende bijeenkomst mee. De groep Trainers Huiselijk Geweld had voor haar trainers een  bijeenkomst belegd waar Kim van Laar gastspreker was (www.team-kim.nl).

Kim vertelde in deze  bijeenkomst over haar jeugd. Een  jeugd met veel, heel veel schade.  Ze groeide op bij een verstandelijk beperkte moeder, had de zorg voor twee jongere zusjes, waarvan één gehandicapt, haar ouders scheidden, en of alles nog niet erg genoeg was, werd ze ernstig seksueel misbruikt door een buurman. Vele hulpverleners passeerden haar leven. Ze had jaren nodig om haar eigen leven op orde te krijgen,  maar Kim gaat nu het land door en vertelt op congressen,  symposia en trainingen aan  professionals,  hoe zij terug kijkt op haar jeugd en wat zij, terugblikkend, nodig had van volwassenen om haar heen. Niet bitter, wel eerlijk.

Eén aspect uit haar verhaal trof mij bijzonder. Ze vertelde dat de buurvrouw ( niet die van de buurman, maar een andere) de enige vrouw was waar zij zich prettig bij voelde en die invloed had op haar moeder. Hulpverleners kwamen en hulpverleners gingen, maar wisten weinig raad met de situatie. De moeder van Kim had geen hulpvraag, liet zich niet helpen  en gaf hulpverleners een grote mond als ze te dichtbij kwamen. Zo niet met deze buurvrouw. Die had wel invloed. 

‘Maar’, zo liet Kim weten,  ‘er is nooit samenwerking geweest tussen hulpverleners en deze buurvrouw’. Dat zou toch anders moeten? Wat laten we als professionals een enorm sociaal kapitaal liggen als we alleen  denken aan onze eigen inzichten en interventies. Waarom denken we dat we als passanten het verschil kunnen maken in het leven van  kwetsbare kinderen en gezinnen?

Al langere tijd maak ik mij hard voor een werkwijze bij hulpverleners,  die dienend is aan het eigen natuurlijke netwerk. En gelukkig ben ik daar niet de enige in. Als professionals zitten we in een tijd van kanteling, waarbij we meer en meer beseffen dat we passanten zijn in het leven van cliënten en dat de eigen betrokkenen veel belangrijker zijn dan wij als professionals. Ook de overheid is wil dat we deze beweging maken. We bewegen immers van een verzorgingsstaat naar een participatiesamenleving, waarin het  omzien naar elkaar weer een nadrukkelijke plek heeft.

Daarom was ik onaangenaam verrast toen ik vorig jaar hoorde van de op handen zijnde wijziging in de wet op de Meldcode. Een wijziging die bij voorbaat al een  verbetering wordt genoemd. De wijziging wordt in een voorlichtingsfilmpje gemotiveerd met de zin: 'Nog altijd komen niet alle kinderen/ouderen die in onveiligheid leven in beeld bij Veilig Thuis. Dat moet veranderen!' Hoezo? Is Veilig Thuis bij uitstek de organisatie die veiligheid kan bieden? Helaas niet. Dat kan ook niet. Het is een mythe om te denken dat Jeugdzorg in staat is veiligheid te garanderen. Maar met zo'n zin wordt er wel een verwachting gecreëerd in die richting. En dat kan niet anders dan teleurstellingen opleveren.

Die hoor ik dan ook veel te vaak binnen mijn trainingen. Volgens mij kunnen we als professionals veel beter investeren in het samenwerken met mensen uit de eigen leefomgeving van kinderen. Dat zijn de betrokkenen bij uitstek, zitten niet vast aan protocollen en kunnen veel nauwkeuriger meedenken over de zorgen èn over de oplossingen. Ik had het mooier gevonden als dààr de wijziging van de meldcode over zou gaan.

Kim heeft tot op de dag van vandaag een  steunend contact met haar buurvrouw van vroeger. Die duurzaamheid kan geen professional bieden!

Maria Vermeulen is trainer bij Salouz - ieder kind veilig, een bureau voor training en opvoedingsbegeleiding. www.salouz.nl

Deel dit artikel

Expertises