Jan Willem van Dommelen

Ze toveren ons vaderland oranje: de kroon, de troon, de zoon. En dat is toch opmerkelijk. Want, hoe kan het dat moderne mensen een koning zonder probleem integreren in hun opvattingen over gezag en democratie en hem zelfs een betekenis geven die hij nooit kan en mag waarmaken?

Luister maar naar het verguisde en weer opgestane koningslied. Daar heet het  dat de koning ons “beschermt tegen alles wat komt”, zal “waken als wij slapen” en “ons veilig houdt”.
Wat een overschatting is dat van de staatsrechtelijke mogelijkheden van onze nieuwe koning. Maar ook in de kerk kan het geen kwaad de positie van de koning scherp te krijgen.

Van toen naar nu

Vroeger was de koning als staatshoofd boven de wet gesteld omdat hij –net als God- de bron van alle macht en recht was. Zoals de vorst zijn macht dankte aan de genade van God, zo hadden de onderdanen hun positie te danken aan de welwillendheid van de vorst. Er bestonden daarom geen rechten, maar gunsten.

Als we een reuzenstap maken naar 1815, toen Willem I bekend maakte dat hij de titel van koning zou gaan voeren en de Oranjemonarchie in Nederland ontstond, bezat de koning nog erg veel macht en bevoegdheid.

Vanaf die tijd zijn die, stapsgewijs, nagenoeg helemaal afgebouwd. Alles werd uiteindelijk onder parlementaire controle gebracht. De minister is nu voor alles wat de koning doet, verantwoordelijk. Het gevolg daarvan is dat hij nauwelijks eigen speelruimte heeft.
Wat nu nog voor de koning resteert zijn drie rechten: het recht om geraadpleegd te worden, om aan te sporen en om te waarschuwen.

Vorm bleef

Maar tegelijk zijn allerlei formules, gebruiken en symbolen die ontleend zijn aan het historische koningschap, gewoon gehandhaafd. Denk aan het erfelijk karakter van de monarchie, de onschendbaarheid van de koning, de aanhef van wetten en Koninklijke besluiten. Er wordt recht gesproken in naam van de koningin. En in het buitenland is hij ons gezicht, onze ambassadeur. Door de vorm te handhaven wordt zomaar de romantiek van het historisch koningschap gevoed. En dat is niet nodig.

Want wat feitelijk over is van het koningschap- de samenbindende en representerende betekenis- is voldoende de moeite waard. En die staat buiten kijf.

Kerk

Nuchter blijven dus. Als de ChristenUnie de Koning “de sluitsteen van ons staatkundig gebouw” noemt, wordt een verwachting gewekt die de koning niet kan waarmaken. Die positie is hem staatsrechtelijk door ons niet gegeven. 

En in het aan de protestantse kerken voorgestelde lied “Gebed voor de koning” schemert die verwachting ook:  “die ons leiden en ons voorgaan,eenheid geven aan ons land, zo mogen zij ons iets tonen van uw trouwe Vaderhand.”

Laten we voorzichtig zijn aan de koning meer positie toe te dichten dan hem toekomt.  En oppassen om in de kerken onze Koning te  verbinden met of te projecteren op de grote Koning.

De koning in Nederland is niet meer dan een staatsrechtelijke keus, die wij als samenleving hebben gemaakt. Maar ook niet minder. Noem hem gerust de siersteen van de regering. En laat vooral die regering onderwerp zijn van gebed.

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises