Natasja Barské-Gelling

Een gezamenlijke woning kan bij een echtscheiding of bij het beëindigen van een relatie voor veel discussie zorgen. Het komt geregeld voor dat ex-partners het niet eens kunnen worden wat er met de echtelijke woning dient te gebeuren.

Een gezamenlijke woning kan bij een echtscheiding of bij het beëindigen van een relatie voor veel discussie zorgen. Het komt geregeld voor dat ex-partners het niet eens kunnen worden wat er met de echtelijke woning dient te gebeuren. Zo kan het voorkomen dat de ene ex-partner het liefst dezelfde dag nog een verkoopbord in de tuin ziet staan, terwijl de ander hieraan weigert mee te werken of alle tijd en gelegenheid wenst om te bezien of hij of zij de woning kan overnemen.

Voor de eerstgenoemde partner is het in zo’n situatie wenselijk om zo spoedig mogelijk toestemming voor de verkoop te krijgen. Om dit te bewerkstelligen is het mogelijk om de weigerachtige ex-partner via een kort geding te dwingen om mee te werken aan de verkoop van de gezamenlijke woning, eventueel onder verbeurte van een dwangsom.

Arrest Hof Den Haag

Lange tijd werd een dergelijke spoedprocedure bij uitstek geschikt geacht voor deze kwestie; het alternatief is immers een langslepende bodemprocedure. Deze opvatting veranderde echter in 2018 toen het hof Den Haag ambtshalve oordeelde dat het niet mogelijk is om in kort geding de verkoop van een gezamenlijke woning af te dwingen. Kort gezegd werd overwogen dat een kort geding bedoeld is als voorlopige maatregel en de voorzieningenrechter in beginsel alleen iets mag verbieden of gebieden. Hij mag zich niet uitspreken over de rechtstoestand van partijen of daar verandering in brengen. Een veroordeling tot verkoop en levering van een gezamenlijke woning wordt gekwalificeerd als een verdelingshandeling en - aangezien er verandering wordt gebracht in de rechtstoestand van partijen - derhalve niet mogelijk in kort geding. Het hof Den Bosch volgde in een later arrest deze lijn, terwijl andere hoven dit uitdrukkelijk niet deden. Deze verdeeldheid zorgde voor rechtsonzekerheid en had tot gevolg dat advocaten het niet langer aandurfden om een dergelijke kwestie aanhangig te maken in kort geding. Aangezien duidelijkheid geboden is heeft Advocaat-Generaal Snijders cassatie in het belang der wet ingesteld.

Conclusie Advocaat-Generaal

De Advocaat-Generaal maakte in zijn conclusie korte metten met de redenering van het hof. Hij concludeert dat een veroordeling tot medewerking aan verkoop van een woning wel degelijk mogelijk is in kort geding en adviseert tot vernietiging van het arrest van het hof. Aan zijn conclusie liggen een drietal overwegingen ten grondslag: ‘(i) een dergelijke vordering in kort geding is mogelijk, nu in kort geding steeds bij wege van een voorlopige voorziening een veroordeling kan worden uitgesproken, waaronder een medewerking aan een verdeling van een gemeenschap(sgoed), (ii) de wijze van verdeling als bedoeld in artikel 3:185 BW wel in kort geding kan worden bepaald, in elk geval als onderdeel van een bij wege van voorlopige voorziening uit te spreken veroordeling en (iii) de veroordeling om mee te werken aan de verkoop van een gemeenschappelijk goed en de bepaling van de wijze van verdeling maken geen einde aan de verdeling en zijn mede om die reden in kort geding mogelijk.’

Uitspraak van de Hoge Raad

In zijn arrest van 31 maart 2023 sluit de Hoge Raad zich aan bij de conclusie van Advocaat-Generaal Snijders en vernietigt de Hoge Raad het arrest van het hof Den Haag. Voor de motivering hiervan zijn maar weinig woorden nodig. De Hoge Raad overweegt dat een voorzieningenrechter in een kort geding in spoedeisende zaken op grond van een voorlopig oordeel een voorlopige voorziening kan geven. Een veroordeling om mee te werken aan de verkoop van een woning, een machtiging om zelf te verkopen of een uitspraak die in de plaats treedt van een notariële akte, zijn hiervan voorbeelden en mogelijk in kort geding. Het gegeven dat het om een verdeling gaat en de omstandigheid dat de gevolgen van een gegeven voorziening feitelijk onomkeerbaar zijn, staan hieraan niet in de weg. Een kort geding-uitspraak is voorlopig een maakt dus geen definitief einde aan de verdeling.

Na vier jaren van verwarring en verdeeldheid onder de gerechtshoven, zorgt deze duidelijke uitspraak van de hoogste rechter ervoor dat ex-partners niet onnodig lang in onverdeeldheid hoeven te blijven.

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises