Cornelis Klepper


'Helaas, je bent te laat.' Dat zei een verhuurder van een bedrijfspand tegen de huurder die zijn huur op wilde zeggen tegen het einde van het jaar. 'Mag ik daarom de huur voor het komende jaar ook even van je vangen?', aldus nog steeds de verhuurder. 'Nee', zei de huurder, 'ik heb de huur op tijd opgezegd en hoef dus niet te betalen voor het volgende jaar'.

Vrij vertaald was dat het begin van een rechtszaak. De verhuurder was die rechtszaak begonnen om de huur over het jaar 2014 van de huurder te vorderen. Na een eerdere huurovereenkomst hadden de verhuurder en huurder afgesproken dat de bedrijfsruimte voor een jaar zou worden gehuurd (1 januari – 31 december 2013). De huur zou telkens met een jaar worden verlengd, tenzij de huur werd opgezegd. Opzegging moest volgens de afspraak minimaal zes maanden voor het einde van het jaar gebeuren, dus in het eerste jaar uiterlijk 30 juni 2013.

De huurder stuurde rond die datum een ongedateerde opzeggingsbrief aan de verhuurder. Volgens de huurder was die brief op 28 juni 2013 ontvangen door de verhuurder. De verhuurder hield echter bij hoog en laag vol dat de brief pas enkele dagen na 1 juli 2013 ontvangen was. Dat de brief ongedateerd was, bezorgde de huurder nu een probleem: hoe moest hij bewijzen dat de hij op tijd de huur had opgezegd?

In de procedure die volgde, werden allerlei getuigen gehoord. Zowel getuigen van de kant van verhuurder, als van de kant van huurder. Dat leverde echter weinig inzicht op: alle getuigen spraken elkaar faliekant tegen. De rechter oordeelde daarom dat hij niet bewezen achtte dat de huur op tijd was opgezegd. Volgens de afspraken die de huurder en verhuurder hadden gemaakt, zou dat betekenen dat de huurder verplicht is om de huur nog een jaar door te betalen.

Zo zwart-wit bekeek de rechter het geval echter niet. Hij vond dat hij er weliswaar vanuit moest gaan dat de huur niet op tijd was opgezegd, maar dat het te ver zou gaan als de huurder daardoor nog een heel jaar aan de huur vast zou zitten. Op een pragmatische manier onderbouwde hij zijn oordeel. De rechter wees er namelijk op dat de opzegtermijn (in dit geval zes maanden) bedoeld is om de verhuurder de gelegenheid te geven een nieuwe huurder te zoeken. De verhuurder had in de procedure zelf gesteld dat de opzeggingsbrief enkele dagen na 1 juli 2013 was binnengekomen. Daardoor had de verhuurder nog bijna de hele zes maanden om een nieuwe huurder te vinden. Gezien die situatie oordeelde de rechter dat de huurder de huur over 2014 niet hoefde te betalen.

De les: ook in het recht is niet alles zwart-wit. Juist niet. Het is de taak van advocaten om telkens de juiste argumenten aan te voeren, zodat een genuanceerd oordeel kan worden geveld door de rechter. Steeds vaker is dat oordeel niet zwart of wit, maar grijs. Vandaar die titel.

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises