Iedereen heeft een verleden. Maar wat als dit verleden niet strookt met onze democratie? Dat kan nogal wat vragen oproepen, vooral als iemand met een dergelijk verleden een kind krijgt. Dient dit kind meteen uit huis geplaatst te worden?
Iedereen heeft een verleden. Maar wat als dit verleden niet strookt met onze democratie? Dat kan nogal wat vragen oproepen, vooral als iemand met een dergelijk verleden een kind krijgt. Dient dit kind meteen uit huis geplaatst te worden? Uit onderstaande zaak blijkt dat deze laatste vraag ontkennend beantwoord moet worden.
Jihadisme
De zaak draait om een moeder die in 2014 een IS-aanhanger was en besloot te vertrekken naar het Kalifaat. Ze liet haar kindje achter. De moeder heeft een tijd in het Kalifaat gewoond, maar inmiddels is zij teruggekeerd naar Nederland. Hier is zij opnieuw moeder geworden.
Als de baby wordt geboren, rijst de vraag of het verleden van de moeder een reden vormt om aan te nemen dat zij niet in staat zal zijn om voor haar kind te zorgen. Het Landelijk Expertiseteam Jeugdbescherming (vanaf nu: LET-JB) is van mening dat dit het geval is. De GI heeft de baby al voor het komende jaar onder toezicht gesteld. Voorts verzoekt de GI om (spoed)uithuisplaatsing voor de duur van een jaar. De moeder is het hier niet mee eens. Zij vindt dat uithuisplaatsing niet in het belang van de baby is.
Een patstelling. Het is dan ook aan de rechter om te bepalen of de baby uit huis zal worden geplaatst. Daartoe passeren twee onderwerpen de revue: moeders gedachtegoed en opvoedvaardigheden.
Gedachtegoed
Het LET-JB geeft allereerst aan dat het niet duidelijk is wat het gedachtegoed van de moeder inhoudt. Onbekend is of zij in de toekomst wederom zal radicaliseren en uitreizen. Ook is niet bekend of de moeder trauma’s heeft opgelopen, bijvoorbeeld door haar roerige jeugd en verblijf in een oorlogsgebied. Hierdoor kan niet worden bepaald of de baby voldoende veilig is bij de moeder.
De moeder voert verweer. Zij geeft aan dat zij niet zal uitreizen. Het Kalifaat bestaat niet meer, ze draagt een enkelband en heeft een locatie- en contactverbod opgelegd gekregen. Als zij zou uitreizen, verliest ze alles. Ook heeft ze tegenwoordig een andere visie op de ideologie. Kortom, haar (vroegere) gedachtegoed is geen reden voor een uithuisplaatsing.
De rechtbank oordeelt dat radicale gedachten en geloofsovertuigingen op zichzelf geen bedreiging opleveren voor de ontwikkeling van een pasgeboren baby – en dus op zichzelf geen grond voor uithuisplaatsing vormen. Dit wordt pas anders als daartoe concrete aanwijzingen bestaan. Het LET-JB heeft echter niet aangetoond dat deze aanwijzingen bestaan. Niet is gebleken dat de moeder met of zonder baby zal afreizen. Dat zij dit in het verleden wel heeft gedaan, betekent niet dat dit weer zal gebeuren. Immers, de moeder heeft de gevolgen van haar keuze in het verleden aan den lijve ondervonden.
Opvoedvaardigheden
Ook is volgens het LET-JB niet duidelijk in hoeverre de moeder – gezien haar voorgeschiedenis en de onbekendheid over haar mentale toestand – pedagogisch voldoende in staat is om de baby op te voeden.
De moeder geeft in dit kader aan dat de ondertoezichtstelling voldoende is om de problematiek te onderzoeken en de risico’s te beperken. Ook staat zij open voor hulp.
Ook nu is de rechtbank het niet met het LET-JB eens. Gezien de voorgeschiedenis van de moeder kan er inderdaad een bepaalde mate van zorg over haar opvoedvaardigheden bestaan. Maar, er is geen sprake van zodanig zwakke opvoedvaardigheden dat uithuisplaatsing noodzakelijk is. Ook is niet gebleken dat er geen minder ingrijpende middelen beschikbaar waren. De baby is al onder toezicht gesteld. Bovendien heeft de moeder tegenwoordig een stabiele verblijfplaats. Zij verblijft nu bij haar moeder en diens partner, waardoor er in zekere zin 24-uurs toezicht aanwezig is. Ook de opvoedvaardigheden van de moeder vormen dus geen reden om de baby uit huis te plaatsen.
Geen uithuisplaatsing
De rechtbank maakt tot twee keer toe korte metten met de argumenten van het LET-JB. Dit heeft tot gevolg dat het verzoek tot uithuisplaatsing niet wordt toegewezen. De baby blijft bij de moeder.
Uit het voorgaande blijkt dat (eerder) ideologisch gedachtegoed en het als gevolg daarvan uitreizen naar een strijdgebied op zichzelf niet voldoende grond opleveren om een uithuisplaatsing te rechtvaardigen. Noodzakelijk is dat concrete aanwijzingen bestaan dat dit gedachtegoed – en de handelingen die daaruit voortvloeien – een directe bedreiging opleveren voor de ontwikkeling van een kind.