Het Groningse winkelcentrum Paddepoel is de afgelopen maanden veelvuldig in het nieuws geweest. Aanleiding hiervoor was de bestraffing van verschillende winkeliers die zich niet hielden aan de regels van de VvE omtrent de winkelopstelling. Het slepende conflict over de verplichte winkelopenstelling heeft inmiddels al geleid tot een tweetal gerechtelijke procedures en bovendien een uitvoerige discussie in de media en politiek.

Regels en boetes vanuit de VvE

Bij veel winkelcentra zal sprake zijn van een splitsing in appartementsrechten. De eigenaren van de winkelpanden zijn in dat geval van rechtswege lid van de VvE. Als lid van de VvE hebben de eigenaren zich te houden aan alle regels en besluiten die door de ledenvergadering worden genomen. Het lidmaatschap van de VvE wordt door de wet gekoppeld aan het zijn van eigenaar, zodat lidmaatschap verplicht is en opzeggen van het lidmaatschap niet mogelijk is.

Ook de eigenaren van de winkelpanden in De Paddepoel zijn verenigd in een VvE, waarvan iedere eigenaar dus verplicht lid is. In het Huishoudelijk Reglement van de VvE is onder meer bepaald dat iedere winkel zowel open moet zijn op de koopavond op de donderdagen als op iedere zaterdag en de laatste zondag van de maand. Als sanctie op het niet nakoming van deze bepalingen, was een boete van € 500,-- per dag per overtreding opgenomen. Omdat niet alle winkeliers zich aan deze regels hielden, heeft een aantal winkeliers al voor duizenden euro's aan sancties opgelegd gekregen van de VvE.

Winkeliers naar de rechter

Verschillende winkeliers hebben het er niet bij laten zitten en hebben getracht via de rechter hun gelijk te halen. In de eerste van twee snel opvolgende procedures was het de Primera die in verzet kwam tegen de opgelegde boetes. Primera, zelf geen lid van de VvE, werd door de verhurende eigenaar die wel lid was van de VvE, via het huurcontract aan dezelfde regels met betrekking tot verplichte openstelling gehouden, als alle andere eigenaren. De Rechtbank gaf de verhuurder gelijk en oordeelde dat de Primera zich gewoon aan de regels moest houden. Het Hof zag dit echter anders. Omdat de regels na het ingaan van de huurovereenkomst waren verruimd, oordeelde het Hof dat de verhuurder geen bevoegdheid had de aanvankelijk vastgelegde verplichte minimale openingstijden via het huurcontract te verruimen. Dit betekende uiteindelijk dus dat de Primera toch zonder consequenties de zaterdagen en zondagen dicht mocht zijn en dat de boetes ten onrechte waren opgelegd. Dit gold echter niet voor de donderdagavonden, nu deze ook al verplicht waren voordat de Primera het huurcontract met de winkeleigenaar sloot. Voor zover er al boetes opgelegd waren voor de verplichte koopavonden, bleven deze in stand.

Terwijl het hoger beroep nog liep, werd door de VvE een tweede procedure aangespannen tegen de fietsenmaker, die in tegenstelling tot de Primera wel zelf lid was van de VvE. In dit geval oordeelde de Rechtbank dat de fietsenmaker als eigenaar gebonden was aan de in het Huishoudelijk Reglement vastgestelde openingstijden, ongeacht of de vraag of de regels verruimd waren of niet. De VvE was immers bevoegd haar reglementen te wijzigen en leden zijn daar ook ten aanzien van gewijzigde regels in alle gevallen aan gebonden. De boetes voor het niet opengaan op de donderdagavonden, zaterdagen en zondagen waren in dit geval volgens de Rechtbank dan ook terecht opgelegd.

Reactie vanuit de politiek

Een vergelijking van de beide uitspraken laat zien dat het zijn van huurder of lid van de VvE tot uiteenlopende gevolgen kan leiden en dat de hoedanigheid van de winkelier van belang is voor de mate waarin regels over verplichte winkelopenstellingen kunnen worden opgelegd. In reactie op de beide gerechtelijke uitspraken, is vanuit de politiek inmiddels aangekondigd dat er hiervoor een nieuw wetsvoorstel zal worden gemaakt. De vrijheid van ondernemen is een groot goed en partijen hebben een grote mate om zelf in onderling overleg afspraken te maken. Maar met name de negatieve gevolgen voor (kleine) winkeliers die tegen de negatieve gevolgen van (eenzijdige wijzigingen in) contracten kunnen aanlopen, zijn de politiek een doorn in het oog. In het aangekondigde wetsvoorstel zullen daarom maatregelen worden genomen om de ondernemingsvrijheid van winkeliers ten aanzien van de openingstijden beter te waarborgen. Hoe deze maatregelen precies vorm zullen krijgen, wordt op dit moment door de staatssecretaris onderzocht. Maar de wens is in ieder geval dat winkeliers niet meer kunnen worden gebonden aan besluiten waar zij zelf niet mee hebben ingestemd.

Uiteindelijk heeft de politiek dus het heft in handen genomen en is het wachten op de nieuwe regeling waar de staatssecretaris naar verwachting eind dit jaar mee zal komen. Tot die tijd is het afwachten wat de betrokken partijen zullen doen. In ieder geval de fietsenmaker heeft al aangegeven zich niet bij het oordeel van de Rechtbank neer te leggen en tegen de uitspraak in beroep te gaan. Deze uitspraak wordt op korte termijn verwacht. Wordt vervolgd…

Deel dit artikel