De zogenaamde Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi) is in het leven geroepen om de in- of uitleen van arbeidskrachten te reguleren en zo de mogelijke uitbuiting van werknemers tegen te gaan. In deze wet is onder meer bepaald dat alle vormen van uitzendkrachten gelijk moeten worden behandeld. Ze hebben dus ook recht op hetzelfde salaris als de eigen werknemers van bedrijven in vergelijkbare functies.
Sinds 2012 bepaalt de Waadi dat ook buitenlandse uitzendorganisaties die actief zijn in Nederland, geregistreerd moeten zijn bij de Kamer van Koophandel. Is een uitzendbureau niet geregistreerd, dan riskeren zowel het uitzendbureau als de inhurende ondernemer hoge boetes. Met deze wijziging van de Waadi hoopte de wetgever het misbruik van buitenlandse arbeidskrachten verder tegen te gaan.
De uitbreiding van de registratieplicht hoeft niet automatisch ook direct te betekenen dat buitenlandse arbeidskrachten aanspraak kunnen maken op Nederlandse arbeidsvoorwaarden. Het Gerechtshof Arnhem heeft hierover recent duidelijkheid gegeven. In de kwestie, die ook wel bekend staat als de zaak van de “Slaven van de A2”, stond de inzet en beloning van buitenlandse werknemers centraal. Ze waren betrokken waren bij de aanleg van de nieuwe snelweg A2. Het Hof bepaalde dat buitenlandse uitzendkrachten, zelfs als in hun contracten buitenlands recht van toepassing is verklaard, toch aanspraak kunnen maken op Nederlandse arbeidsvoorwaarden.
De mogelijkheden uitzonderingen te maken op de beschermingsregels voor personeel en uitzendkrachten worden steeds verder ingeperkt. Zowel de politiek als de rechter maken keer op keer duidelijk dat gelijke behandeling van allerhande soorten arbeidskrachten het devies is, en dat misbruik zwaar wordt bestraft. Ondernemers kunnen al met al goed gebruik maken van buitenlandse werknemers, zeker nu de arbeidsmarkt krapper wordt, maar kunnen hen niet anders behandelen dan het eigen personeel.