Sinds de invoering van de Wet op de Meldcode krijgt het thema 'huiselijk geweld' en 'kindermishandeling' meer aandacht in het brede domein van  welzijn, zorg en onderwijs. De wet schrijft voor dat alle professionals die werken met kinderen,  ouders of ouderen verplicht zijn om zorgvuldig en volgens de stappen van de Meldcode te handelen bij signalen van onveiligheid binnen  gezinssituaties. De Meldcode is er niet op gericht, zoals de term in eerste instantie misschien doet vermoeden, om het daadwerkelijk en officieel melden te bevorderen, maar is er juist op gericht dat professionals zelf eerder en beter signaleren en handelen. De vijf stappen van de Meldcode zijn eenvoudig en eenduidig opgesteld. In vijf kernwoorden zijn deze stappen samen te vatten:

  1. signaleren

  2. consulteren

  3. gespreksvoering

  4. wegen

  5. beslissen

De inhoud van de Meldcode is snel uitgelegd. Professionals weten wat hen  te doen staat. Maar hòe zij inhoud geven aan deze stappen, welke basishouding en gespreksvaardigheden nodig zijn, is nog wel van  andere orde. Dat vraagt reflectie op eigen visie en attitude, en training van vaardigheden. In deze blog geef ik u een denkduwtje in de richting van reflectie en een  eerste concrete handreiking voor gespreksvaardigheden.

Mishandelende ouders

'Mishandelende ouders, wat voor ouders zijn dat eigenlijk?' Als ik deze vraag stel aan deelnemers van de training signaleren en bespreekbaar maken van onveilige opvoedsituaties, krijg ik antwoorden in de geest van: ‘Ouders die zelf mishandeld zijn’, ‘overbelaste ouders’, ‘ouders met psychische problematiek’ en ‘onmachtige ouders’. Deels kloppen deze antwoorden. In die zin dat deze typeringen stuk voor stuk als risicofactoren gelden voor het ontstaan van kindermishandeling. Bij vrijwel alle mishandelende ouders is één of meer van deze factoren van toepassing.

Toch wil ik op een andere manier naar mishandelende ouders kijken. Na een eerste brainstorm over het beeld van handelende ouders, laat ik een volgende dia zien met daarop deze twee woorden: Liefhebbende ouders! Dat geeft een onverwachte wending aan de denkrichting van de deelnemers. Een denkrichting die mijn inziens nodig is om op de juiste manier te reageren op signalen van  onveiligheid binnen gezinnen.

Liefhebbende ouders?

Bij mishandelende ouders denken we eerder aan ouders die hun kinderen stelselmatig aftuigen dan aan liefhebbende ouders! En  toch wil ik zo naar deze ouders kijken. Het is mijn diepste overtuiging, ook na vijfentwintig jaar ervaring binnen de Jeugdzorg,  dat elke ouder een  goede ouder wil zijn. Ik ben nog nooit een ouder tegen  gekomen die bij de geboorte van zijn of haar kind besloot: ‘Ik ga dit kind mishandelen en beschadigen’.

Maar daarmee is natuurlijk niet alles gezegd. Want mishandeling is een misdrijf en kindermishandeling is ook een misdrijf! Het zou van groot onrecht getuigen als we alleen naar de intentie van ouders kijken en daarbij onvoldoende de bedreigingen en kwetsuren van kinderen zouden zien  en de noodzaak niet zouden voelen om die te helpen verminderen!

Als we zowel de intentie van ouders, als de concrete situatie waarin kindermishandeling plaats vindt naast elkaar zetten, hebben  we te maken  met de zeer moeilijke werkelijkheid van: Liefhebbende ouders plegen een misdrijf!  Deze werkelijkheid brengt omstanders, waaronder ook hulpverleners, in een spagaat.  Enerzijds wil je de liefhebbende ouder zien, en anderzijds is er een kwetsbaar kind dat door diezelfde ouders onrecht wordt aangedaan.

Mededogen en rechtvaardigheid

Naar mijn overtuiging is het noodzakelijk dat we als omstanders (zowel formele en informele betrokkenen) voor beide aspecten evenveel aandacht hebben. Dat we enerzijds op zoek willen gaan naar het liefhebbende ouderhart achter de mishandelende  ouder, en dat we anderzijds onrecht aan het licht brengen en opkomen voor de meest kwetsbare partij, namelijk het kind. Het vraagt om een benadering van zowel mededogen richting ouders, als eerlijkheid en rechtvaardigheid ten behoeve van de minderjarige.  Als we deze twee aspecten  steeds bepalend laten zijn in onze bejegening van ouders dan is er de grootste kans op constructieve samenwerking. Prof. Adriaenssen, die in België autoriteit is op het gebied van kindermishandeling, stelt: er valt met negentig procent van  de ouders goed samen te werken mits je handelen  gekenmerkt wordt door liefde, transparantie en rechtvaardigheid. Vanuit mijn ervaring binnen onder jeugdbescherming herken ik dit helemaal!

Gespreksvaardigheden

Als je als omstander de intentie hebt om het liefhebbende ouderhart te bereiken, vraagt dat ook om de juiste vaardigheden. Vooral de vaardigheid om vragen  te stellen  die voor ouders niet bedreigend zijn, en die  hen kunnen helpen om zelf ook weer in contact te komen met hun eigen liefhebbende ouderhart. Voor mijn  trainingen rond dit  onderwerp heb ik een document gemaakt met vijfentwintig voorbeeldvragen die in dit kader staan. Ik noem er  hier vijf:

  1. Hoe hoopt u dat uw kind(eren) later zullen terug kijken op hun jeugd?

  2. Wat heeft u nodig om de ouder te zijn die u graag zou willen zijn?

  3. Van wie krijgt u wel eens waardering/complimenten over de manier waarop u ouder bent?

  4. Wat voor persoon hoopt u dat uw kind zult worden?

  5. Wat heeft hij/zij daarvoor van u nodig?

Wanneer het lukt om dit soort vragen aan de orde te stellen, breng je ouders vanuit een positieve benadering in een proces van reflectie over het ouderschap en  hun eigen handelen. En  daarmee draag je bij aan het bouwen van twee belangrijke buffers tegen kindermishandeling: het kunnen reflecteren op het ouderschap en het hebben van ‘goede-ouder-ervaringen’.

Maria Vermeulen is trainer bij Salouz - ieder kind veilig, een bureau voor training en opvoedingsbegeleiding. www.salouz.nl

Deel dit artikel

Expertises