Anje Slootweg

Weten waar je vandaan komt en bij wie je hoort. Hoe belangrijk afstammingskennis is blijkt uit TV-programma’s zoals Spoorloos waarin mensen op zoek gaan naar hun roots. In artikel 7 van het VN-Kinderrechtenverdrag is vastgelegd dat een kind het recht heeft, voor zover mogelijk, zijn of haar ouders te kennen. Hoe oordeelt de Nederlandse rechter over de situatie waarin moeder haar zesjarige zoon niet op de hoogte wil stellen van het bestaan van zijn vader? Kan dat een reden zijn voor een ondertoezichtstelling? Het hof Den Haag boog zich afgelopen zomer over deze vraag.

Inleiding

Moeder heeft het eenhoofdig gezag over haar zesjarige zoon. Vader heeft zijn zoon erkend. De Raad voor de Kinderbescherming (hierna de Raad) verzoekt om een ondertoezichtstelling (hierna OTS) omdat deze jongen in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Gedwongen hulpverlening is volgens de raad noodzakelijk. Er is geen zicht op de opvoedsituatie van de jongen, er zijn zorgen over de emotionele beschikbaarheid van de moeder en er zijn zorgen over de identiteitsontwikkeling van deze jongen omdat hij geen contact heeft met zijn vader. Met name dat laatste punt baart de raad zorgen. 

Er is al eerder een OTS geweest

De jongen is al eerder onder toezicht gesteld geweest. De belangrijkste reden hiervoor was de vastberadenheid van de moeder om de vader dood te zwijgen dan wel een slecht beeld van hem te schetsen, waardoor haar zoon in zijn ontwikkeling werd bedreigd. Maar deze interventie is op niets uitgelopen.

Eerst weten wie je vader is, daarna omgang

De moeder vindt dat er geen sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging waarvoor een OTS nodig zou zijn. Het gaat goed met haar zoon en dat wordt door de Raad zelf en door de school bevestigd. Moeder wijst op een uitspraak van de Hoge Raad op 19 februari 2016 waaruit blijkt dat er zeer hoge motiveringseisen gelden voor het opleggen van een OTS om de omgangsregeling vlot te trekken. Bij omgangsproblematiek is een OTS een uiterste middel dat terughoudend moet worden toegepast. Het hof Den Haag beaamt dit maar wijst tevens op een andere uitspraak van de Hoge Raad op 18 maart 2016. Hierin overweegt de Hoge Raad dat om het recht op omgang van het kind met zijn biologische vader concreet uit te voeren, het in het belang van het kind is om te horen dat de persoon met wie het omgang zal hebben, zijn vader is.  

Dus wanneer een rechter van oordeel is dat voor het kind wordt achtergehouden wie zijn vader (of moeder) is, kan de rechter bepalen dat het kind voorafgaand aan de omgang statusvoorlichting zal krijgen. Het belang van het kind om te weten waar hij vandaan komt en te weten met wie hij of zij omgang heeft, weegt kennelijk zwaarder dan het recht van de ouder om te bepalen op welk moment het kind die informatie zal krijgen.

De motivering van het hof

Het hof komt dan ook tot het oordeel dat een ondertoezichtstelling de aangewezen maatregel is. Er is bij deze jongen geen kindeigen problematiek geconstateerd maar omdat hem statusvoorlichting en het contact met vader wordt onthouden, is een OTS geïndiceerd. De jongen heeft zich tot op heden geen eigen beeld van de vader kunnen vormen en het hof acht het in het belang van de identiteit van deze jongen dat hij weet wie zijn vader is en hem uiteindelijk ook leert kennen. Verder is gebleken dat minder ingrijpende maatregelen zoals het volgen van mediation door de ouders bij een orthopedagoog en het inzetten van professionele hulp in het vrijwillig kader door de moeder categorisch zijn afgewezen.

Deze uitspraak onderstreept weer eens dat het voor de ontwikkeling van kinderen van het grootste belang is om te weten van wie je afstamt. Ook de gecertificeerde instelling en de raad hebben volgens de rechter een taak, namelijk om de moeder te laten inzien dat statusvoorlichting in het belang is van de minderjarige. Daartoe dient dan ook de OTS.

Voor de uitspraak, zie: Hof Den Haag 24 augustus 2016.   

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises