Hoe om te gaan met een eenmanszaak bij scheiding na een huwelijk in gemeenschap van goederen? Aangezien een eenmanszaak geen rechtspersoonlijkheid heeft, loopt dit anders dan bij bijvoorbeeld een BV.. Er is dus geen sprake van een afgescheiden vermogen; onderscheid tussen zakelijk en privé bestaat niet. De tot het ondernemingsvermogen behorende activa en passiva vallen derhalve rechtstreeks in de wettelijke gemeenschap van goederen. Ingeval van scheiding bij een eenmanszaak zijn het dus ook die activa en passiva ten aanzien waarvan een regeling dient te worden getroffen.

Activa

Voor wat betreft de verdeling van de activa wordt eerst de peildatum vastgesteld. De peildatum om vast te stellen welke goederen de gemeenschap bevat, is de datum van ontbinding van de huwelijksgoederengemeenschap (lees: datum indiening echtscheidingsverzoek). Voor de waardering van de verschillende activa geldt de datum waarop daadwerkelijk verdeeld wordt. Die kan substantieel later liggen. Partijen kunnen in afwijking van deze data ook een andere datum overeenkomen, bijvoorbeeld 1 januari van een bepaald jaar, omdat er per die datum jaarstukken voorhanden zijn. Vervolgens kan worden vastgesteld aan wie het betreffende goed moet worden toegedeeld en tegen welke waarde danwel zullen afspraken moeten worden gemaakt over de verkoop van het betreffende goed.

Passiva

Voor schulden hoeft geen waarde te worden vastgesteld. Het gaat om de hoogte van de schuld per peildatum (datum indiening verzoekschrift echtscheiding, of samen overeengekomen datum). Verdeling van schulden kan niet, omdat schulden geen ‘goed’ zijn in de zin van de wet. Het is vaste jurisprudentie dat in het kader van de verdeling van een ontbonden huwelijksgemeenschap in beginsel beide partijen ieder voor de helft draagplichtig zijn met betrekking tot de schulden, ook als deze verband houden met de exploitatie van een onderneming in de vorm van een eenmanszaak.

In het kader van een minnelijke regeling kan wél worden overeengekomen dat één van partijen de volledige schuld voor zijn of haar rekening neemt, onder verrekening met de ander. De hoofdelijke aansprakelijkheid blijft echter bestaan, tenzij de schuldeiser bereid is één van partijen daaruit te ontslaan. Daarvoor is dus nodig dat de schuldeiser wordt betrokken bij de inhoud van de afspraken.

En dan nu de praktijk…

Hoe ziet de verdeling van een eenmanszaak met een negatief ondernemingsvermogen er in de praktijk uit?

In het geval van een minnelijke regeling zal de ondernemer die een onderneming met een negatief eigen vermogen overneemt, er niet op hoeven te rekenen dat de vrouw hem geld toe betaalt voor dit negatieve eigen vermogen, zeker niet wanneer zij hoofdelijk aansprakelijk blijft voor schulden.

Wanneer de zaak voor de rechter komt, zal deze in beginsel per actief of passief een beoordeling uitvoeren. Zie bijvoorbeeld deze uitspraak. De rechter kan immers geen schulden toedelen, dus ook geen compleet ondernemingsvermogen waarvan schulden deel uitmaken.

Het komt ook voor dat partijen het op zich al eens zijn over het feit dat de ondernemer zijn onderneming voortzet en dat het volledige ondernemingsvermogen aan hem wordt toegedeeld, terwijl hij volledig draagplichtig zal zijn voor schulden. Als partijen het daarover eens zijn, zal de rechter daarin mee gaan. In een uitspraak van Hof Den Haag was dat de situatie. Ook hier was sprake van een niet-ondernemer die wél akkoord ging met voortzetting van de onderneming door de ondernemer onder medeneming van activa en passiva. Zij wilde echter geen vergoeding betalen voor het negatieve ondernemingsvermogen en beriep zich op de aanwezigheid van goodwill, die het negatieve vermogen zou moeten compenseren.

De rechter ging hier, ook in hoger beroep, niet in mee. Van goodwill zal in de regel geen sprake zijn bij een eenmanszaak, nu goodwill die volledig samenhangt met de persoon van de ondernemer niet verrekenbaar is. Bovendien was in dit geval het negatief eigen vermogen ontstaan door een leven op veel te grote voet, door man én vrouw. Dit leidde ertoe dat de vrouw een vergoeding aan de man diende te betalen ter grootte van de helft van het negatief eigen vermogen. Dit betekent echter niet dat dit te allen tijde het geval zal zijn. Alle omstandigheden van het geval worden daarin meegewogen, evenals het oordeel van een eventuele door de rechter ingeschakelde deskundige.

Conclusie

Zoals zo vaak geldt bij ondernemingen in echtscheidingssituaties: procederen daarover is duur en de uitkomst is ongewis. Het treffen van een minnelijke regeling verdient verreweg de voorkeur.

Deze blog is geschreven voor de kwartaalnieuwsbrief 'Echtscheiding & Ondernemers'. Mr. drs. Maria de Jong is advocaat familierecht en jeugdrecht

Deel dit artikel

Expertises