Arjan Klaassen

Per 1 januari 2020 verandert het arbeidsrecht (opnieuw) in belangrijke mate. Op dat moment treedt de Wet Arbeidsmarkt in Balans in werking, waarmee een aantal spelregels in het arbeidsrecht wordt aangepast. Dat geldt voor bijzonder onderwijs, maar ook voor openbaar onderwijs dat immers per diezelfde datum onder de werking van het civiele recht wordt gebracht als gevolg van de Wet Normalisering Rechtspositie Ambtenaren.

Op deze plek stip ik drie belangrijke punten aan. De eerste is dat de ruimte om in zijn algemeenheid een contract voor bepaalde tijd aan te bieden, wordt verruimd: van 24 maanden naar 36 maanden. Voor onbevoegde docenten en voor ziektevervangers (PO) is er al een uitbreiding van de zogenaamde ketenregeling, maar de verruiming gaat nu voor alle contractstypen gelden.

Ten tweede wordt het ontslagrecht versoepeld. Het huidige systeem van de WWZ dwingt de werkgever ertoe een voldragen ontslagdossier op te bouwen, dat slechts gebruikt mag worden voor  één ontslaggrond, bijvoorbeeld functie ongeschiktheid. Voor een ontslag wegens verstoorde verhoudingen gelden weer andere dossiereisen, waar de werkgever apart en aantoonbaar aan moet voldoen. In de WAB wordt echter een menggrond toegevoegd: de rechter mag een arbeidsovereenkomst ook ontbinden als sprake is van een combinatie van factoren, ook wanneer deze nog niet ieder voor zich voldragen zijn. Denk in de praktijk aan een enigszins disfunctionerende medewerker, waarmee ook een gespannen verhouding bestaat. Onder de WWZ geen situatie voor ontbinding, onder de WAB wordt erkend dat ook zo’n situatie de samenwerking niet langer zinvol en vruchtbaar meer maakt. Dat zal ook de onderhandelingspositie van de onderwijswerkgever verbeteren, zodat ontslagzekerheid niet meer tegen elke voorwaarde behoeft te worden “afgekocht” in een vaststellingsovereenkomst. Afscheid nemen kan kortom eerder en sneller, indien de situatie hierom vraagt.

Als derde wordt de werknemer ook tegemoet gekomen, namelijk op het punt van inzet- en inkomensonzekerheid bij een flexibel contract. Werknemers die nu een wisselende ureninzet per week kennen, moeten na 12 maanden verplicht een aanbod krijgen van hun werkgever om vast te komen werken op basis van hun gemiddelde inzet over het voorafgaande jaar. Dit zogeheten “vastklikmoment” gaat in de praktijk nog wel voor hoofdbrekens zorgen. Als de werknemer flex wil blijven en het aanbod afwijst, dan passeert het moment weer tot er opnieuw 12 maanden zijn verstreken. Gaat de werknemer echter in op het aanbod, dan wordt deze daarmee wel onderdeel van de vaste formatie. Natuurlijk is het primair aan de werkgever de tijden en uren dan in te vullen, maar deze maatregel legt de huidige praktijk van langdurig flexibel samenwerken wel serieus aan banden – en dat is ook de bedoeling van de wetgever. Geen aanbod doen, wordt door hem dan ook bestraft door de werknemer het recht op loon toe te kennen, gelijk aan het gemiddeld aantal uren, of deze daadwerkelijk worden gewerkt of niet.

Kortom: geen enkele onderwijsinstelling kan zich veroorloven zich niet tijdig te verdiepen in reikwijdte en effecten van de nieuwe wetgeving, wil ook binnen de instelling de balans worden gevonden…

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises