Bertjan Agteresch
Door Bertjan Agteresch en Jaco van den Brink
De vierde Europese anti-witwasrichtlijn bevat verplichtingen om ultimate beneficial owners (hierna: UBO’s) van vennootschappen en andere juridische identiteiten te registreren. In Nederland is op dit moment een wetsvoorstel aanhangig om deze richtlijn te implementeren in de bestaande Nederlandse wetgeving. De uitwerking van het wetsvoorstel heeft ook voor kerkgenootschappen gevolgen.
De kernverplichtingen
Het wetsvoorstel kent in hoofdlijn twee kernverplichtingen:
De verplichting voor vennootschappen en andere juridische entiteiten om toereikende, accurate en actuele informatie over UBO’s in te winnen en bij te houden; en
De verplichting voor voornoemde figuren om deze informatie te registreren in een centraal register (kort gezegd: een registratieverplichting).
Het doel van de aanstaande wetgeving is om witwassen en terrorismefinanciering verder te voorkomen. Er wordt beoogd om meer transparantie te bereiken. Hiermee moet de integriteit van het financiële stelsel worden beschermd. Van de nieuwe wetgeving moet een preventieve werking uitgaan. Het idee is dat kwaadwillende personen worden ontmoedigd om juridische structuren te misbruiken.
Wie zijn de UBO’s?
In het wetsvoorstel wordt de volgende definitie van een UBO gegeven: ‘De natuurlijke persoon die de uiteindelijke eigenaar is van of zeggenschap heeft over een vennootschap of andere juridische entiteit.’ In nadere regelgeving kan deze definitie wat specifieker worden gemaakt.
Kort gezegd is nu nog vrij schimmig wie als UBO van een kerkgenootschap moet worden aangemerkt. Om een voorbeeld te noemen: het is op dit moment niet geheel duidelijk of de gehele kerkenraad als UBO is aan te merken of dat slechts enkele kerkenraadsleden (als preses en scriba) de UBO’s zijn.
Ten aanzien van kerkgenootschappen wordt in de nadere regelgeving benoemd dat UBO’s in ieder geval de natuurlijke personen zijn die bij ontbinding van het kerkgenootschap als rechtsopvolger in het eigen statuut zijn benoemd, gelet op het potentieel eigendomsbelang van deze natuurlijke personen. Als ‘uiterste terugvaloptie’ wordt genoemd dat UBO’s onder omstandigheden de bestuurders van het kerkgenootschap zijn.
Wat moeten kerkgenootschappen met UBO’s?
De meest geruchtmakende wijziging met het wetsvoorstel is dat veel gegevens over de UBO’s straks moeten worden geregistreerd in het Handelsregister. Het gaat dan om de volgende gegevens: geboortedag, -plaats, -land, adres, BSN en afschriften van documentatie a) waaruit blijkt hoe de identiteit is geverifieerd en b) waaruit volgt waarom diegene als UBO wordt aangemerkt en wat de aard en omvang van zijn (economisch) belang is.
Kerkgenootschappen worden expliciet uitgezonderd van deze registratieverplichting. Centrale registratie van natuurlijke personen die verbonden zijn aan een kerkgenootschap, wordt namelijk als indirecte registratie door de overheid van de religie van de UBO’s gezien. Godsdienst of levensovertuiging betreft een bijzonder persoonsgegeven in de zin van de AVG. Dat verdient volgens de regering bescherming.
Voor kerkgenootschappen geldt intern wél de verplichting om dezelfde informatie te verzamelen die door andere rechtspersonen geregistreerd moet worden. Deze informatie moeten kerkgenootschappen actief inwinnen en bijhouden. De informatie waarover het kerkgenootschap beschikt, moet altijd juist en volledig zijn.
Afrondend
Indien het wetsvoorstel wordt aangenomen, worden ook kerkgenootschappen aan het werk gezet. Zij zullen net als iedere andere rechtspersoon de UBO’s moeten achterhalen en informatie over deze UBO’s vastleggen. Op het vlak van de openbaarmaking zit echter een groot verschil: kerkgenootschappen worden op dit moment nog gevrijwaard van de registratieverplichting. Of dat altijd zo blijft, zal in de toekomst blijken.
Voor de vraag wie nu een UBO is, kunnen kerkgenootschappen zich nu (deels) laten leiden door de informatie die banken van hen vragen met betrekking tot de UBO’s. Dat is echter meer een praktische benadering dan dat deze juridische grondslag heeft. Bovendien doet een kerkgenootschap er wijs aan ook een eigen afweging te maken.