Stel dat u met een echtscheiding te maken krijgt en u heeft een koopwoning met daarop een hypothecaire geldlening. Eén van u beiden vertrekt uit de echtelijke woning. Hoe zit het dan met de hypotheekrenteaftrek? En tot wanneer blijft u dan fiscale partners? Over deze onderwerpen gaat het in dit blog.

Volgens art. 1.2. Wet Inkomstenbelasting (hierna: IB) 2001 bent u fiscaal partner als u met uw partner staat ingeschreven op hetzelfde adres én u gezamenlijk eigenaar bent van de woning, die u beiden als hoofdverblijfplaats gebruikt. Als dit het geval is dan heeft u belastbaar inkomen uit uw eigen woning, te weten het eigenwoningforfait (middels bijtelling), te verminderen met de aftrekbare kosten, waaronder de betaalde hypotheekrente. Per saldo leidt dit vaak tot een aftrekpost in box 1 van uw IB-aangifte (art. 3.111 lid 1 Wet IB 2001).

Hypotheekrenteaftrek
Wanneer bij een echtscheiding één van de partners uit de echtelijke woning vertrekt heeft deze partner dus niet meer zijn hoofdverblijf in de echtelijke woning en is daarmee niet langer voldaan aan de eisen van art. 1.2. en 3.111 lid 1 Wet IB 2001 voor fiscaal partnerschap. Dit betekent dat, zonder nadere regels, het recht op hypotheekrenteaftrek voor de vertrekkende partner zou vervallen en het aandeel van de woning van die partner verhuist van box 1 naar box 3.

De wetgever heeft in dit probleem voorzien en voor enkele situaties een overgangsregeling ontworpen. Dit heeft tot gevolg dat de vertrekkende partner, ondanks dat hij/zij de woning heeft verlaten, toch enige tijd recht heeft op hypotheekrenteaftrek, uiteraard mits hij/zij ook rente betaalt. De regeling geldt bij de volgende twee situaties:

  1. Wanneer één van beide partners in de woning blijft wonen en de andere de woning verlaat mag de vertrekkende partner de woning die hij/zij heeft verlaten toch nog maximaal twee jaar als eigen woning aanmerken (art. 3.111 lid 4 Wet IB 2001). Dit mag alleen als hij medeschuldenaar is voor de hypothecaire geldlening en de hypotheeklasten ook daadwerkelijk betaalt (art. 3.121 Wet IB 2001).

  2. Wanneer beide partners besluiten de woning te verlaten en de woning daarmee dus leeg komt te staan, in afwachting van verkoop, dan mag de woning vanaf het jaar van vertrek van beide partners en de drie daaropvolgende jaren in de IB-aangifte als eigen woning beschouwt. De vertrokken partners mogen hun deel van de hypotheekrente blijven aftrekken. De bijtelling van het eigenwoningforfait blijft daarentegen achterwege (art. 3.111 lid 2 en 4 Wet IB 2011).

Fiscaal partnerschap
Zoals we al zagen verbindt de wetgever het fiscaal partnerschap met het ingeschreven staan op hetzelfde adres (art. 1.2. Wet IB 2001). De wetgever heeft echter hierbij een onderscheid gemaakt tussen gehuwden/geregistreerde partners en samenlevers.

Wanneer dus één van beide partners de echtelijke woning verlaat, houdt het fiscaal partnerschap voor samenlevers op te bestaan (art. 1.2. lid 1 Wet IB 2001).

Voor gehuwden is dit iets anders. Vanaf 2011 bestaat de regeling dat echtgenoten niet vanaf het moment dat één van beiden de woning verlaat geen fiscale partners meer zijn maar pas vanaf het moment van uitschrijving bij de gemeente in combinatie met het indienen van het verzoekschrift tot echtscheiding bij de rechtbank (art. 5a AWR). Dit betekent dat het fiscaal partnerschap voor gehuwden dus langer kan doorlopen dan voor samenlevers.

Tot slot
Op maandag 29 oktober jl. is het regeerakkoord ‘Bruggen slaan’ van VVD en PvdA gepresenteerd. De maatregelen, die gelden vanaf 1 januari 2013, zullen ook gevolgen hebben voor de hypotheekrenteaftrek. Welke dat zijn is momenteel nog niet geheel duidelijk. Hierover zal op deze website worden geblogd.

Deel dit artikel

Expertises