Leendert Krijgsman

Bestuurdersaansprakelijkheid in faillissement: de Hoge Raad houdt streng de wacht bij de nauwe escape van de individuele disculpatie. Dat is de boodschap van het arrest HR 6 maart 2015 (ECLI:NL:HR:2015:522).

In deze procedure had de curator een feitelijk bestuurder aangesproken voor het faillissementstekort. Aan de jaarrekeningverplichtingen was niet voldaan. Het onbehoorlijk bestuur stond dus wettelijk vast. Eveneens gold het wettelijk vermoeden dat het faillissement was veroorzaakt door onbehoorlijk bestuur - in welke vorm dan ook. In de procedure was het het bestuur niet gelukt om dit vermoeden te weerleggen. Het bestuur was daarmee aansprakelijk voor het faillissementstekort.

In beginsel is dan elke bestuurder, maar ook elke feitelijk beleidsbepaler, hoofdelijk aansprakelijk voor het faillissementstekort. Wel kan een individuele bestuurder zich disculperen als hij aantoont ‘dat hij er niets aan kon doen’.

Het Hof mocht geen extra onderbouwing van de curatoren verlangen, maar had moeten vaststellen of de beleidsbepaler zijn onschuld in de procedure had bewezen.

Dat laatste echter, benadrukt nu de Hoge Raad, mag niet te snel worden aangenomen. Het Hof had geoordeeld dat ‘niet viel in te zien’ dat ook de betreffende individuele bestuurder steken had laten vallen, met name omdat deze alleen in de laatste maanden beleidsbepaler was. De Hoge Raad maakt hier korte metten mee: het Hof mocht geen extra onderbouwing van de curatoren verlangen, maar had moeten vaststellen of de beleidsbepaler zijn onschuld in de procedure had bewezen.

Ook dit arrest laat weer zien hoe cruciaal de boekhoud-, jaarrekening- en publicatieplicht is. Maar ook hoe belangrijk het is om zorgvuldig te opereren voor een bestuurder die aantreedt nadat eerdere bestuurders steken lieten vallen.

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises