Jan Dirk van Vlastuin

Notarissen, gerechtsdeurwaarders en advocaten hebben regelmatig geld onder zich van hun relaties. Dat noemen we derdengeld. Deze blog gaat over de vraag waar je op moet letten als je beslag wilt leggen op derdengeld.

Notarissen, gerechtsdeurwaarders en advocaten hebben regelmatig geld onder zich van hun relaties. Dat noemen we derdengeld. Deze blog gaat over de vraag waar je op moet letten als je beslag wilt leggen op derdengeld.

Door Jan Dirk van Vlastuin en André Bussink

Voorbeelden van derdengeld

Als je een huis hebt gekocht, vindt de betaling en de overdracht plaats via een notaris. De koopsom wordt door de koper (en/of door diens bank) overgemaakt aan de notaris. Na de overdracht van het huis controleert de notaris de volgende dag of er geen nieuw beslag op het huis is gelegd. Als dat niet het geval is, betaalt de notaris de koopsom uit aan de verkoper (of geheel of gedeeltelijk aan de bank die een hypotheekrecht op het huis had). Om te bepalen wie rechthebbende is op dat geld, moet worden beoordeeld welke partij een vordering heeft op de notaris. Als we de complicaties met de hypotheekbanken buiten beschouwing laten, heeft eerst de koper een vordering op de notaris. Als de koop niet doorgaat, zal de notaris het geld immers aan hem terugbetalen. Na de overdracht van de woning heeft niet langer de koper maar juist de verkoper een vordering op de notaris. Op de bank van de notaris is niets veranderd maar het recht op betaling van de koopsom is verschoven van de koper naar de verkoper.

Iets ingewikkelder wordt het als partijen die een discussie hebben, afspreken om het bedrag waarover het dispuut loopt bij een advocaat of notaris in depot te storten. Meestal sluiten de beide partijen plus de advocaat of notaris een depotovereenkomst. Daarin wordt vastgelegd onder welke voorwaarden de advocaat of notaris het depotbedrag moet uitbetalen en aan wie. In veel gevallen spreekt men af dat de advocaat of notaris het geld moet uitbetalen aan degene die daarop volgens een rechterlijke uitspraak recht heeft. Zolang die procedure loopt, zal de advocaat of notaris het depotbedrag niet mogen uitbetalen (tenzij beide partijen daar toestemming voor geven). De vraag is welke partij in die tussentijd een vordering heeft op de notaris. Die vraag is van belang als een schuldeiser van de partijen die een depotovereenkomst hebben gesloten, beslag wil leggen op het derdengeld onder de advocaat of notaris.

In 2001 heeft de Hoge Raad bepaald dat – zolang niet duidelijk is wie van beide partijen een vordering op de advocaat of notaris heeft – beide partijen een voorwaardelijke vordering op hem hebben. Zolang het achterliggende geschil niet is opgelost, kan daarom ten laste van beide partijen derdenbeslag onder de advocaat of notaris worden gelegd op hetgeen deze aan die partijen verschuldigd zal blijken te zijn.

Toch niet altijd duidelijk

Op 14 september 2021 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan over een zaak waarbij niet duidelijk was wie nu wel en wie geen vordering had op de Stichting derdengelden van de advocaat waar een bedrag in depot was gestort. De cliënten van die advocaat hadden eerst beslag gelegd op het aandeel van hun schuldenaar in een nalatenschap met een woning. Dat beslag was ingeschreven in het Kadaster. Daarnaast had de betreffende schuldenaar nog een schuld bij zijn broer. Voor die schuld had hij een pandrecht gevestigd op zijn erfdeel (inclusief de woning). Zowel de beslaglegger als de pandhouder hebben toestemming gegeven om de woning over te dragen onder de voorwaarde dat het bedrag dat de beslaglegger te vorderen had, bij zijn advocaat in depot zou worden gestort. De beslaglegger en de pandhouder moesten daarna in een procedure bij de rechtbank laten vaststellen wie van hen een vordering heeft op de advocaat. De pandhouder werd in die procedure in het ongelijk gesteld.

In de tussentijd hadden echter ook twee andere schuldeisers van de betreffende schuldenaar (toevallig waren dat zijn broer en zus) ook beslag gelegd onder de advocaat. Direct nadat de rechter uitspraak deed in de procedure tussen de pandhouder en de beslaglegger, betaalde de advocaat het depotbedrag uit aan zijn cliënten (de beslaglegger). De broer en zus die later ook beslag hebben gelegd, waren van mening dat de advocaat daarmee onrechtmatig had gehandeld. Degene die een vordering betaalt waar beslag op is gelegd, kan worden veroordeeld om die vordering nogmaals te betalen, maar dan aan de beslaglegger. De broer en zus stelden daarom een procedure in tegen de advocaat die in strijd met het beslag geld had uitbetaald aan zijn cliënten.

Uitspraak

De broer en zus werden zowel door de rechtbank als in hoger beroep door het gerechtshof in het ongelijk gesteld. Op grond van het depot hadden zowel de beslaglegger als de pandhouder een voorwaardelijke vordering op de advocaat maar de oorspronkelijke schuldenaar niet. Bij de overdracht van de woning had de notaris de vordering van de beslaglegger in principe volledig moeten betalen. Dat werd echter doorkruist door het feit dat een pandrecht op het erfdeel was gevestigd. Wat daar de uitkomst ook van zijn, in géén geval zou de advocaat iets moeten betalen aan de oorspronkelijke schuldenaar. Het ten laste van hem onder de advocaat gelegde beslag had daardoor geen doel getroffen.

Die uitspraak is helder, duidelijk en volkomen terecht. Het is voor een schuldeiser vaak uitermate zinvol om beslag te leggen op derdengeld. Maar dan moet wel duidelijk zijn dat de beslagene een vordering heeft of kan krijgen op degene die dat derdengeld onder zich heeft.

Nader overleg?

Als u in de praktijk te maken krijgt met schuldenaren die hun vermogen overdragen aan anderen, om op die manier verhaal door schuldeisers onmogelijk te maken, kunt altijd vrijblijvend contact opnemen met één van onze beslagadvocaten. 

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises