Bertjan Agteresch

In de bouw worden veel geschillen beslecht door de Raad van Arbitrage voor de Bouw. In de aannemingsovereenkomst of de toepasselijke algemene voorwaarden is dan (vaak) een arbitragebeding overeengekomen.

In de bouw worden veel geschillen beslecht door de Raad van Arbitrage voor de Bouw. In de aannemingsovereenkomst of de toepasselijke algemene voorwaarden is dan (vaak) een arbitragebeding overeengekomen. In zo’n beding wordt een arbitragecollege aangewezen om tussen partijen recht te spreken. Welke werking heeft dat beding? En wanneer voorkomt dat de beding de gang naar de gewone rechter? In deze blog bespreek ik de (eigen)aardigheden van diverse uitspraken uit 2020 met betrekking tot een arbitragebeding. Ook de bouwsector kan lering trekken uit deze uitspraken.

Arbitragebeding in de bouw

In de bouw wordt veelvuldig gebruik gemaakt van de algemene voorwaardensets UAV 2012 of AVA 2013. Beide sets kennen een arbitragebeding (par. 49 UAV resp. art. 17 AVA). In de AVA wordt in het arbitragebeding een onderscheid gemaakt tussen de consument en de niet-consument. Voor de consument staat ook de route naar de gewone rechter open. Voor niet-consumenten is exclusief arbitrage van toepassing verklaard.

Diverse uitspraken uit 2020

In een uitspraak van de Rechtbank Gelderland was het volgende aan de hand. [1] In de overeenkomst tussen de partijen was opgenomen dat een geschil moest worden voorgelegd aan het arbitragecollege van de toepasselijke algemene voorwaarden. In deze algemene voorwaarden was echter niets opgenomen over arbitrage. Door de partij die zich op arbitrage beriep werd gesteld dat het arbitragecollege van het Koninklijk Verbond van Grafische Ondernemingen was bedoeld. De rechter overwoog dat de bedoeling van partijen beslissend is. In dit geval hadden partijen bedoeld om te kiezen voor arbiters uit de grafische industrie. Het door partijen aangewezen college bestond echter niet meer. Hierdoor was het beding krachteloos geworden. De rechter oordeelde dat hij gewoon bevoegd was. 

In een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam was sprake van een arbitragebeding in een aandeelhoudersovereenkomst. [2] De rechtbank oordeelde dat dit een geldig arbitragebeding was. Hij mocht zich daarom niet buigen over de aandeelhoudersovereenkomst, maar wel over de managementovereenkomst en de provisieovereenkomst. Het verweer van de andere partij dat gezamenlijke behandeling gewenst was, mocht niet baten. Het risico op tegenstrijdige beslissingen en de wenselijkheid om het gehele geschil (met alle bijbehorende overeenkomsten) was van onvoldoende gewicht om het arbitragebeding opzij te zetten.

Uit een arrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden volgt dat een partij zich direct bij de rechtbank (in eerste aanleg) op een arbitragebeding moet beroepen. [3] Dat kan niet pas in hoger beroep, nadat bij de rechtbank al verweer is gevoerd. Dan is die partij te laat.

Uit een uitspraak van Rechtbank Rotterdam volgt dat partijen scherp in het oog moeten houden of de algemene voorwaarden daadwerkelijk van toepassing zijn verklaard (en zijn overhandigd). [4] Er kan dan nog zo’n prachtig arbitragebeding zijn opgenomen in de algemene voorwaarden. Als de algemene voorwaarden niet van toepassing zijn, geldt ook het daarin opgenomen arbitragebeding niet.

Een uitspraak van Rechtbank Noord-Holland leert dat in artikel 6:236 sub n BW het arbitragebeding op de zogenaamde ‘zwarte lijst’ staat. [5] Dat betekent dat als een arbitragebeding bij consumenten in de algemene voorwaarden staat, de consument dit beding kan vernietigen. Het is dan onredelijk bezwarend. Dat is slechts anders als de consument in het beding een maand de tijd wordt gegeven om nog te kiezen voor de gewone rechter.

Een andere uitspraak van Rechtbank Noord-Nederland laat zien dat een niet-consument niet zomaar met succes kan aanvoeren dat een arbitragebeding in algemene voorwaarden onredelijk bezwarend is. [6] Hiervoor is een specifieke motivering nodig waarin zijn betrokken a) de aard en overige inhoud van de overeenkomst, b) de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, c) de wederzijds kenbare belangen van partijen en d) de overige omstandigheden van het geval.

Afrondend

Uit het feit dat er zoveel uitspraken zijn over arbitragebedingen, blijkt wel dat in de praktijk het arbitragebeding leeft. Het is dan alles of niets: of de gewone rechter is bevoegd of niet. De hiervoor besproken uitspraken geven weer dat bij het opstellen van en procederen over een arbitragebeding voorzichtigheid is geboden. Op basis van het voorgaande zie ik de volgende aandachtspunten:

  • Let erop dat het arbitragebeding verwijst naar een bestaand arbitragecollege, althans naar arbitrage in algemene zin.

  • Let erop dat de algemene voorwaarden ook daadwerkelijk worden overeengekomen, als daarin het arbitragebeding is opgenomen. Als het arbitragebeding van groot belang is, kan deze ook in de overeenkomst zelf worden opgenomen.

  • Indien sprake is van een samenstel van overeenkomsten of overeenkomsten die bij elkaar horen, is het wijs om deze overeenkomsten t.a.v. arbitragebedingen met elkaar in lijn te brengen.

  • Geef rekenschap in het arbitragebeding van de regelgeving m.b.t. consumenten.

  • Bij niet-consumenten kan een arbitragebeding niet snel terzijde worden geschoven.

  • Doe direct bij de rechtbank, als de andere partij daar de procedure start, een beroep op het arbitragebeding en niet pas later in de procedure (of zelfs in hoger beroep).

 

[1] Rb. Gelderland 5 februari 2020, ECLI:NL:RBGEL:2020:1080.

[2] Rb. Rotterdam 30 september 2020, ECLI:NL:RBROT:2020:8558.

[3] Hof Arnhem-Leeuwarden 8 september 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:7031.

[4] Rb. Rotterdam 29 april 2020, ECLI:NL:RBROT:2020:3827.

[5] Rb. Noord-Holland 25 juni 2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:5172.

[6] Rb. Noord-Holland 12 augustus 2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:6613.

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises