Deze week is het wetsvoorstel Belastingplan 2015 gepresenteerd. Samen met de andere documenten in het bekende koffertje van de Minister van Financiën vormt het Belastingplan een belangrijk onderdeel van Prinsjesdag. Het Belastingplan 2015 staat in het teken van vereenvoudiging en lastenverlichting: de belastingwetgeving moet minder complex worden, zodat de uitvoering voor zowel ondernemers als Belastingdienst meer uitvoerbaar wordt. Deze blog praat u aan de hand van de Memorie van Toelichting bij over twee belangrijke veranderingen voor ondernemers:

1.  Doelmatigheidsmarge in gebruikelijkloonregeling wordt verkleind

Het Belastingplan 2015 staat in het teken van vereenvoudiging en lastenverlichting: minder complex, meer uitvoerbaar.

Een van de belangrijkste wijzigingen voor directeur-grootaandeelhouders (DGA’s) is dat de gebruikelijkloonregeling in de inkomstenbelasting wordt aangepast. Deze regeling bepaalt op welk bedrag het loon van de DGA minimaal gesteld moet worden. Indien een zakelijk loon hoger zou zijn dan € 44.000 (bedrag van 2014), mag de doelmatigheidsmarge toegepast worden. De  doelmatigheidsmarge houdt in dat het loon voor de DGA 30% lager gesteld mag worden dan het bedrag dat een zakelijk loon zou vormen. De doelmatigheidsmarge kan echter niet tot gevolg hebben dat het loon op een lager bedrag wordt gesteld dan € 44.000. Deze doelmatigheidsmarge van 30% wordt in het nieuwe wetsvoorstel vanaf 2015 verlaagd naar 25%. Hierdoor wordt het verschil tussen DGA’s en “gewone” werknemers kleiner wat betreft de hoogte van de te belasten arbeidsbeloning en de gevolgen daarvan voor de inkomensafhankelijke premies en bijdragen en andere inkomensafhankelijke regelingen.

Omdat de Belastingdienst veel afspraken met inhoudingsplichtigen heeft over de hoogte van het toe te passen loon voor DGA’s en de Belastingdienst ongeveer een jaar nodig heeft voor het maken van nieuwe afspraken, is voor het jaar 2015 voorzien in (ingewikkeld) overgangsrecht. Dit overgangsrecht houdt in dat het loon van de DGA in 2015 gesteld wordt op 75/70e van het loon in 2013, als dit loon in 2013 hoger was dan € 43.000 (het standaardbedrag in 2013), tenzij aannemelijk is dat het loon in 2015 op grond van de gebruikelijkloonregeling op een hoger of lager bedrag moet worden gesteld.

Op grond van de nieuwe tekst geldt nu dus als hoofdregel dat het in aanmerking te nemen loon ten minste wordt gesteld op het hoogste van de volgende bedragen:
a. 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking;
b. het hoogste loon van de overige werknemers van de vennootschap;
c. € 44.000.

2. ‘Nieuwe’ werkkostenregeling wordt definitief

Een andere belangrijke wijziging is dat de ‘nieuwe’ werkkostenregeling (WKR) voor vergoedingen en verstrekkingen in de loonsfeer, die op 1 januari 2011 van toepassing is geworden, structureel wordt ingevoerd. In eerste instantie was de werkkostenregeling facultatief vormgegeven, dat wil zeggen dat werkgevers de keuze hadden om hetzij de werkkostenregeling, hetzij de “oude” regels voor vrije vergoedingen en verstrekkingen toe te passen. Deze facultatieve vormgeving eindigt dus met ingang van 1 januari 2015.

Zoals bij veel vereenvoudigingen zullen specifieke, soms kleine, groepen nadelige effecten ondervinden. Een generieke vrijstelling zoals de WKR zal nooit zodanig vorm krijgen dat het iedereen naar de zin is. Partijen hebben vaak uiteenlopende belangen waardoor het moeilijk is een consensus te bereiken. Het liefst wil men behoud van de eigen, specifieke vrijstellingen, én behoud van de vrije ruimte, die in wezen een generieke vrijstelling vormt. Die weg lijkt vanaf 1 januari 2015 echter afgesloten. Het is de vraag of deze vereenvoudiging niet wéér voor complexiteit zal zorgen, bijvoorbeeld door bepaalde verstrekkingen buiten de sfeer van de WKR te brengen. Dat blijft afwachten.

Deze twee wijzigingen zijn twee van de vele wijzigingen. Zo wordt bijvoorbeeld ook het tarief van de eerste schijf gewijzigd en worden de algemene heffingskorting en de arbeidskorting aangepast. Het is daarom goed om de ontwikkelingen scherp te houden. Daarnaast moet worden gezegd dat het wetsvoorstel Belastingplan 2015 niet het enige belangrijke fiscale “stuk” is dat op of rond Prinsjesdag aan de Tweede Kamer wordt aangeboden: de Tweede Kamer ontvangt ook de brief Herziening belastingstelsel, het wetsvoorstel Wet modernisering Vpb-plicht overheidsondernemingen en het wetsvoorstel Wet invoering Beschikking geen loonheffingen. Ook deze stukken zullen stof tot spreken geven en kunnen leiden tot interessante wijzigingen voor ondernemers.

Deel dit artikel

Expertises