Richard van Baalen


De minister heeft een gedoogplicht opgelegd ten behoeve van een ondergrondse stroomkabel. Het gerechtshof vernietigt die gedoogplicht, omdat daarin te vergaande voorwaarden zijn opgelegd aan de grondeigenaar.

De minister van Infrastructuur en Waterstaat heeft op verzoek van Tennet een gedoogplicht opgelegd op grond van de Belemmeringenwet Privaatrecht. Op basis daarvan wil Tennet een ondergrondse 110kV-kabel aanleggen. De grondeigenaar is het daarmee niet eens. Hij verzoekt het gerechtshof daarom die gedoogplicht te vernietigen. Daarvoor draagt hij verschillende argumenten aan. Het argument dat slaagt, zal ik in deze blog behandelen.

De eigenaar heeft het perceel in gebruik ten behoeve van natuur- en/of agrarische doeleinden. Volgens de gedoogplicht mag de grondeigenaar het perceel niet zomaar bewerken. Hij heeft voor bewerkingen eerst toestemming nodig van Tennet.

Dat toestemmingsregime gaat het gerechtshof te ver. Daartoe overweegt het hof:

Het gerechtshof oordeelt dan ook dat de gedoogplicht meer belemmering oplevert dan redelijkerwijs nodig is voor instandhouding van het werk. De kabel mag dus niet in dit perceel worden aangelegd, behalve als er alsnog overeenstemming wordt bereikt of wanneer er een minder vergaande gedoogplicht wordt opgelegd.

Om dit oordeel te voorkomen had Tennet nog een generieke toestemming aangeboden voor werkzaamheden tot 80 cm diep. Maar het hof oordeelt – terecht – dat zo’n toestemming kan worden ingetrokken zodat de rechtszekerheid met die toestemming niet is gediend.

De uitspraak vindt u hier: https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:GHARL:2024:2393

Deze wet is per 1 januari 2024 opgegaan in de Omgevingswet.

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises