Leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften zitten in leerjaar 3 vaker onder het niveau van het definitieve schooladvies dan leerlingen zonder deze ondersteuningsbehoeften: 21 procent van de leerlingen met medicatie voor externaliserende problematiek, bijna 20 procent van de leerlingen met jeugdbescherming, 16 procent van de leerlingen met medicatie voor internaliserende problematiek en bijna 16 procent van de leerlingen met jeugdhulp tegenover ongeveer ruim 12 procent van de leerlingen zonder deze ondersteuningsbehoeften.1

Een leerling uit groep 8 van het speciaal basisonderwijs is door zijn moeder aangemeld bij een vmbo-school. De school heeft de aanmelding geweigerd. Reden hiervoor was dat de doorstroomtoets het niveau praktijkonderwijs aangaf. De moeder was het met deze beslissing niet eens en legde de kwestie voor aan de Geschillencommissie Passend Onderwijs (GPO), zaaknummer: 116393.

De beslissing van de voorzitter

De voorzitter besloot dat het geschil niet inhoudelijk hoefde te worden behandeld. Het gaat in dit geval namelijk niet om de ondersteuningsbehoefte van de leerling, maar om het cognitieve niveau dat de doorstroomtoets aangeeft. Een school voor voortgezet onderwijs mag een leerling weigeren wanneer het niveau van de doorstroomtoets niet aansluit bij het onderwijsniveau dat de school aanbiedt. Het recht op passend onderwijs verandert daar niets aan: de toetsuitslag gaat vóór de vraag of de school de juiste ondersteuning kan bieden.

Onderwijsniveau is bepalend

Het onderwijsniveau dat uit de doorstroomtoets volgt, is dus bepalend voor de toelating. Dit kan zowel naar beneden als naar boven werken:

Eerst wordt vastgesteld of het cognitieve niveau passend is voor de school. Pas daarna komt de vraag aan bod of de school kan voorzien in de ondersteuningsbehoefte.

 

1 Schoolloopbanen van leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften factsheet - april 2022

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie