Jaco van den Brink

Afgelopen zomer wees het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (d.d. 9 augustus 2016) een juridisch-theoretisch uiterst interessant arrest. Maar ook met belangrijke praktische implicaties (hoewel het faillissement van een school gelukkig niet vaak voorkomt).

De onderwijswetten (in dit geval de Wet op het Primair Onderwijs) bepalen dat de gemeente de huisvesting van scholen moet bekostigen, maar bepalen ook dat de eigendom van gronden en gebouwen overgaat op de gemeente zodra er geen onderwijsactiviteiten meer plaatsvinden (het economisch claimrecht). Voor de betreffende gemeente (Stichtse Vecht) stond dus vast dat zij na het faillissement eigenaar werd van het vastgoed.

Bij aanvragen om voorziening in huisvesting speelt een faillissementsrisico voor de gemeente dus geen rol.

De curator van de school dacht daar evenwel anders over. De Faillissementswet bepaalt namelijk dat er na het faillissement niets van waarde meer uit de boedel kan worden overgedragen zonder toestemming van de curator (fixatiebeginsel).

Het Hof zag zich dus geplaatst voor de vraag hoe deze beide wetten, WPO enerzijds en Faillissementswet anderzijds, zich tot elkaar verhouden.

Het onderwijsrecht zegevierde vanwege zijn specifieke aard. Juridisch ver(ant)woord: het Hof bepaalde dat de wettelijke eigendomsovergang zoals die voortvloeit uit de WPO niet geldt als een eigendomsoverdracht die wordt geblokkeerd door de Faillissementswet. Conclusie: de curator moest de WPO tegen zich laten gelden: de gebouwen waren eigendom geworden van de gemeente Stichtse Vecht.

Bij aanvragen om voorziening in huisvesting speelt een faillissementsrisico voor de gemeente dus geen rol. Een extra argument om van gemeenten wat meer ruimhartigheid te vragen bij toekenning van een dergelijke voorziening.

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises