Dico Bogerd

Een statutair bestuurder is meestal op twee manieren verbonden met de vennootschap: zowel vennootschapsrechtelijk als arbeidsrechtelijk. Aan de ene kant is hij benoemd als statutair bestuurder door het bevoegde orgaan (vennootschapsrechtelijk), aan de andere kant is hij een arbeidsovereenkomst aangegaan met de vennootschap (arbeidsrechtelijk).

In het verleden is er vaak gediscussieerd over de vraag of een ontslagbesluit door het bevoegde orgaan, ook tot gevolg heeft dat de arbeidsovereenkomst met de bestuurder eindigt. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad deze discussie beslecht. In de zogenaamde ‘15 april-arresten’ heeft Hoge Raad aangegeven dat een ontslagbesluit in principe ook leidt tot de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met de bestuurder.

Ontslagbesluit - geen einde managementovereenkomst
Maar hoe zit dat als de bestuurder geen arbeidsovereenkomst is aangegaan, maar een overeenkomst van opdracht? In de praktijk komt het namelijk regelmatig voor dat er sprake is van een bestuurder/rechtspersoon die een managementovereenkomst sluit met de vennootschap. Eindigt de managementovereenkomst ook ‘automatisch’ als er een (vennootschapsrechtelijk) ontslagbesluit wordt genomen?

Eind vorig jaar heeft het Gerechtshof Amsterdam zich hierover uitgelaten.1 In deze zaak was H BV als bestuurder van X BV benoemd en verrichtte managementwerkzaamheden voor X BV. Na enige tijd blijkt dat H BV, zonder toestemming van de andere bestuurders, gedurende ruim anderhalf jaar geld heeft opgenomen uit de kas. Na onderzoek wordt door de aandeelhouders het besluit genomen dat de H BV als bestuurder wordt ontslagen.

Het Hof passeert eerst allerlei formele verweren van de (ex-)bestuurder en komt vervolgens aan bij de vraag: zijn de ‘15 april-arresten’ van toepassing? Het beroep op deze arresten gaat echter niet op, aangezien deze arresten zien op een natuurlijk persoon die zowel werknemer als bestuurder was. In de zaak bij het Hof gaat het niet om een natuurlijk persoon (het is een BV) en niet om een werknemer (het is een overeenkomst van opdracht). Aangezien de ‘15 april-arresten’ gebaseerd zijn op wetshistorie, die slechts verwijst naar een einde van de arbeidsrechtelijke verhouding, eindigt in deze zaak niet automatisch ook de managementovereenkomst.

Vervolgens moet aan de hand van de gesloten managementovereenkomst worden gekeken welke gevolgen het ontslagbesluit heeft. In de overeenkomst staat dat de overeenkomst onmiddellijk eindigt bij aftreden van H BV als bestuurder. Dit lijkt duidelijk, maar het Hof vindt het te ver gaan om hierin te lezen dat de managementovereenkomst eindigt als H BV geen statutair bestuurder meer is. In het “algemene spraakgebruik” heeft het woord “aftreden” niet deze betekenis, aldus het Hof.

Ook speelt mee dat er in de overeenkomst diverse mogelijkheden zijn opgenomen om de managementovereenkomst te beëindigen. Onder andere is voor sommige situatie onmiddellijke opzegging mogelijk. Hieruit blijkt volgens het Hof dat al is voorzien in een relatief makkelijke beëindiging van de managementovereenkomst. Van deze opzegmogelijkheid moet dan ook door de vennootschap gebruik worden gemaakt, teneinde de overeenkomst te laten eindigen.

Tot slot
In de lagere rechtspraak is wisselend geoordeeld over bovengenoemde vraag. Het Hof Amsterdam heeft nu dit arrest gewezen op argumentatie die ook daar vaak is gebruikt. Het zou voor de praktijk niet verkeerd zijn als de Hoge Raad ook voor deze categorie bestuurders definitief de knoop doorhakt. Op dit moment moeten we het met dit arrest doen.

Het is dus van groot belang de managementovereenkomst zo op te stellen, dat het ontslagbesluit mede tot gevolg heeft dat de managementovereenkomst ook eindigt.

1 Hof Amsterdam, 12 november 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:3960 

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises