Leanne Kirpestein-Spierings

2

In een scheidingssituatie kan het helaas voorkomen dat er geen, of niet op regelmatige basis, contact meer is tussen een minderjarige en een ouder. Dit gebrek aan contact kan er vervolgens toe leiden dat ook het contact met andere familieleden die bij die ouder inwonen, verwatert. In dit blog wordt aan de hand van een recente uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland de vraag beantwoord of in een dergelijk geval een minderjarige zelf kan vragen om omgang met die familieleden.

Wat speelt er?

In 2010 is de minderjarige uit de inmiddels geëindigde relatie tussen haar ouders geboren. Na het beëindigen van de relatie is de minderjarige bij haar moeder blijven wonen. De minderjarige heeft een halfbroertje en halfzusje, die zijn geboren uit een relatie tussen haar moeder en diens nieuwe partner. Na een aantal jaren verhuist de minderjarige naar haar vader. Door deze verhuizing zijn de verhoudingen dusdanig verslechterd dat minderjarige de rechtbank heeft verzocht om omgang te mogen hebben met haar halfbroertje en halfzusje.

Informele rechtsingang

Voor kinderen van 12 jaar en ouder, of soms een kind dat jonger is, bestaat de mogelijkheid om in sommige situaties zelf naar de rechter te stappen, zonder medewerking van ouders of een advocaat. Dit wordt de informele rechtsingang genoemd. Dit houdt in dat een kind de rechter op informele wijze, bijvoorbeeld via een e-mail, brief of per telefoon een verzoek kan doen. Wat een kind kan verzoeken is in de wet bepaald:

- nemen van een beslissing over het gezag van een ouder;

- vaststelling of wijziging van een omgangsregeling;

- vaststelling van een informatie en consultatieregeling.

De rechter kan vervolgens op het verzoek van het kind, nadat het verzoek is behandeld en alle belanghebbenden erop zijn gehoord, een beslissing nemen. Hierbij geldt dat de wens van een kind niet klakkeloos wordt overgenomen door de rechter. De rechter zal op basis van alle informatie en met behulp van de Raad voor de Kinderbescherming een afweging maken, wat in het belang is van het kind.

Family life

Terug naar de minderjarige die de rechter heeft verzocht omgang te mogen hebben met haar halfbroertje en -zusje. De rechter die zich over dit verzoek boog, overweegt dat de minderjarige het recht heeft om rechtstreeks aan de rechter te vragen om omgang met personen die tot haar in een nauwe en persoonlijke betrekking staan, zoals in dit geval haar halfbroertje en halfzusje. Afgezien van de bloedband die de minderjarige met haar halfbroertje en halfzusje heeft, hebben zij meerdere jaren als onderdeel van een samengesteld gezien onder één dak geleefd en elkaar zodoende op dagelijkse basis meegemaakt. De relatie met haar halfbroertje en -zusje is dus heel belangrijk geweest in het gezinsleven zoals de minderjarige dat gekend heeft. Door het bestaan van ‘family life’ is een recht op omgang ontstaan.

De kinderrechter is van oordeel dat in eerste instantie als uitgangspunt moet gelden dat de omgang tussen de minderjarige en het halfbroertje en halfzusje in aanwezigheid (op afstand) van de moeder of de stiefvader zal plaatsvinden en dat daarbij ook – als de minderjarige dat prettig vindt – een hulpverlener aanwezig is. Geprobeerd moet worden te komen tot een contact van (minimaal) eens per maand op een in onderling overleg te bepalen locatie en tijdstip.

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises