Monique gaat verhuizen. Haar zus Wendy komt haar helpen. Samen willen ze twee zware linnenkasten vanuit de berging naar het appartement van Monique verplaatsen. De eerste kast sjouwen ze met succes via een korte trap en een deur met dranger naar het liftportaal. Bij het verplaatsen van de tweede kast gaat het mis: Wendy houdt bovenaan de trap met haar linkerhand de kast vast, terwijl ze met haar rechterhand de deur met dranger openhoudt terwijl Monique beneden aan de trap staat en de kast met beide handen vasthoudt. Monique probeert de kast te draaien maar op dat moment glipt de kast uit haar handen. In paniek geeft ze de kast een duw omhoog, waardoor Wendy’s arm bekneld raakt tussen de kast en de deur. Wendy loopt hierdoor ernstig letsel op, bestaande uit post-traumatische spierdystrofie met uiteindelijk amputatie van haar rechteronderarm tot gevolg.

Dit waargebeurde verhaal is jarenlang onderwerp van een juridisch geschil tussen Wendy en Monique geweest. Wie is aansprakelijk voor de letselschade van Wendy? Uiteindelijk kwam de Hoge Raad hieraan te pas, en deed op 12 mei 2000 een uitspraak1. De Hoge Raad oordeelde dat Monique niet aansprakelijk is voor het letsel van haar zus; er zou sprake zijn van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. De Hoge Raad schenkt geen aandacht aan het feit dat het hier om een vriendendienst ging. Veel deskundigen zien dat als een gemiste kans, aangezien door rechtbanken en gerechtshoven wisselend wordt geoordeeld over casussen waarin letselschade na een vriendendienst aan de orde is; sommige rechters vinden dat in een geval waarin letselschade ontstaat tijdens het verrichten van een vriendendienst aansprakelijkheid minder snel aan de orde is dan in andere gevallen, terwijl andere rechters een ‘vriendendienstzaak’ op dezelfde manier behandelen als andere aansprakelijkheidskwesties. De Hoge Raad had de rechtbanken en gerechtshoven een duidelijke richting kunnen aangeven.

Mr. L. ’t Mannetje schreef een artikel over dit onderwerp2. Hij vergelijkt de situatie in Nederland met de situatie in Duitsland. In Duitsland speelde eens de volgende kwestie: een Duitse man gaat verhuizen. Hij vraagt een vriend om hulp. De man draagt zelf zijn computer met daarbovenop een printer en beeldscherm. Achter hem loopt zijn vriend met een diskettebox. Bij de deur struikelt de vriend over de drempel waardoor hij tegen zijn voorganger valt en de computer met toebehoren uit zijn handen stoot. De man vindt dat zijn behulpzame vriend voor de schade aansprakelijk is en gaat naar de Duitse rechter. Die oordeelt dat in een geval als deze, waarbij sprake is van een vriendendienst om niet, geen aansprakelijkheid kan worden gevestigd voor een lichte mate van zorgvuldigheid. De rechter gaat ervan uit dat partijen bij het aangaan van de vriendendienst de aansprakelijkheid stilzwijgend hebben beperkt tot handelingen van grove nalatigheid of opzet.  

De Duitse rechter heeft op deze manier woorden gegeven aan de algemeen heersende opvatting in Duitsland dat een te strenge (zorgvuldigheids)norm voor mensen die deelnemen aan een vriendendienst onredelijk is vanwege de aard van de dienst; het zou deelname aan een vriendendienst ontmoedigen en niet aansluiten bij het maatschappelijke belang van de vriendendienst en de wil van partijen.

Bij een vriendendienst is meestal sprake van een zekere mate van ondeskundigheid, onoplettendheid en onvoorzichtigheid. Daar komt bij dat degene die een vriendendienst verricht, dat belangeloos doet. Het lijkt niet redelijk om deze vriend op te laten draaien voor schade die tijdens de vriendendienst ontstaat.

Ook in Nederland heerst de opvatting dat het niet billijk is om iemand die per ongeluk een fout maakt tijdens het verlenen van een vriendendienst daarvoor - middels een strenge zorgvuldigheidsnorm - aansprakelijk te houden, zeker niet wanneer het gaat om iemand zonder verzekering en door aansprakelijkheid zou worden opgezadeld met hoge kosten. Bij een vriendendienst is meestal sprake van een zekere mate van ondeskundigheid, onoplettendheid en onvoorzichtigheid. Daar komt bij dat degene die een vriendendienst verricht, dat belangeloos doet. Het lijkt niet redelijk om deze vriend op te laten draaien voor schade die tijdens de vriendendienst ontstaat.

Het is wachten op het moment dat de Hoge Raad zich opnieuw kan uitlaten over vriendendiensten. Het is te hopen dat de Hoge Raad dan wel een duidelijke lijn uitzet over hoe te oordelen over vriendendiensten. Tot die tijd is de uitkomst van een ‘vriendendienstzaak’ ongewis; sommige rechters oordelen streng, andere rechters oordelen mild over de vraag of een vriend schade moet vergoeden die ontstaat tijdens een door hem verrichte vriendendienst. Bij het verrichten van een vriendendienst doet u er dan ook goed aan om oplettend te zijn, en geen klussen aan te nemen die uw kennis en kunde te boven gaan. Daarnaast is het verstandig een goede AVP-verzekering af te sluiten, die schade in geval van een vriendendienst dekt. Zo kunt u anderen met een gerust hart helpen.

Heeft u letselschade opgelopen tijdens het verrichten van een vriendendienst? Neem dan contact op met één van de Letselschade-advocaten van ons kantoor (0318 53 17 80). Ook met andere vragen over letselschade, aansprakelijkheid en verzekeringsrecht kunt u bij hen terecht.

1 NJ 2001/300, zusjes Jansen
2 AV&S 2015/34

Deel dit artikel

Expertises